Persoonlijk dankwoord
Dit boekje is tot stand gekomen door mensen die vroeger hun leven stelden in de dienst van God en het Leger. Door middel van dit boek wil ik mijn grote dank uitspreken tegenover al de mensen van toen. Die door hun vele werkzaamheden het mogelijk hebben gemaakt dat het Leger des Heils in deze eeuw nog door kan werken onder de naam korps Walcheren en op deze manier mensen kunnen bereiken die in nood zijn. Dat was het doel en dat moet zo blijven in de toekomst. Dit is mogelijk met de inzet van alle heilssoldaten, adherenten en legervrienden. Maar ook respect hebben voor elkaars talenten.
Daarom: “En nu Halleluja de rest van mijn tijd……...”
Voorwoord
Zelf ben ik door mijn ouders als kind in het Leger gebracht. Ook mijn vrouw heb ik in het Leger leren kennen. In de loop van nu ongeveer 48 jaar hebben wij binnen het Leger des Heils samen veel mensen leren kennen.
Een aantal van die mensen komt u ook tegen in dit boekje. Korps Vlissingen, dat tegenwoordig samen is met korps Middelburg, onder de naam korps Walcheren, laat in dit boek nu ook bekende mensen aan het woord komen. Alle gebeurtenissen zijn echt gebeurd. Sommige namen zijn gefingeerd. De originele namen zijn zoveel mogelijk met toestemming gebruikt.
3. 1889 – 2004 Korps Middelburg
Het Leger des Heils in Middelburg begon zijn werk op 13 juli 1889.
De openingssamenkomst werd geleid door Adjudant Palstra, de éérste korpsofficieren waren Kapitein Fiks en Luitenant Koopmans.
De openingssamenkomst vond onder grote belangstelling plaats op zaterdag.
In december 1889 werd met het kinderwerk begonnen, ook werd in datzelfde jaar door Majoor Hodder, die toen naar Engeland ging, de korpsvlag uitgereikt aan korps Middelburg.
In 1890 waren er voor de kinderen evenementen in het gebouw van het Leger georganiseerd. Meer dan 200 kinderen bezochten de zaal regelmatig. Ook was in 1890 het éérste vaarwel van de officieren, dat was nieuw. Toen in datzelfde jaar de winter aanbrak werd het even moeilijk, de winter was streng en veel mensen bleven thuis. Maar in april, het voorjaar van 1891, werd de zangbrigade onder de vlag ingezegend en ondertussen ging de strijd door.
Hard werken was het motto! In maart 1899 werd de samenkomst geleid door Mevrouw Posandey. Honderd mensen waren aanwezig en vijf knielden neer bij, de toen geheten, zondaarsbank.
Toen kwam de eeuwwisseling, 1900 brak aan! In deze eeuw zou er zoveel gebeuren dat men dat niet zondermeer op kan schrijven zonder dat het een boek zou worden. In dit boek ga ik met grote stappen door de tijden heen.
In 1931 was de heropening van de toen net verbouwde zaal. Het was een hele vooruitgang. Dominee van Empel was hier namens de kerken bij aanwezig. In 1934 vierde men het 45 jarige bestaan.
In die periode gingen ook de éérste kandidaten naar de kweekschool. Dit waren Koos de Groot en Ferdi Steutel. In die periode was dat een uniek gebeuren. De strijd van het Korps ging verder, tot in 1940 de oorlog uitbrak. In maart 1941 werd het Leger des Heils door de Duitsers geliquideerd.
Maar na enkele weken mocht de zaal weer open. Na 1945 ging het Korps op volle kracht door, steeds weer iets moderner met veel evenementen. Zoals in 1952, het Oogstfeest met een bazaar ten behoeve van de zending.
Of zoals in 1953, een lezing met gekleurde lichtbeelden. De toegang bedroeg toen 10 cent.
In 1975 vond er weer een renovatie van het inmiddels prachtige oude Leger des Heils gebouw plaats. Het Leger was een mooi gebouw, maar je moest het onderhouden.
Het Leger des Heils moest 100.000 gulden zelf opbrengen en onder de bezielende leiding van Kapiteine Meulenbelt lukte dit. Maar ook met de medewerking van heel de korpsbevolking.
Natuurlijk was er ook een burgercomité opgericht. In 1977 werd de heropening verricht door de heer Wolters, de burgemeester van Middelburg. De totale kosten van de renovatie bedroegen toen 750.000 gulden.
Maar de strijd moest weer verder en er is ook daarna veel werk verzet. Ook vreugde en verdriet waren ons aller deel. Steeds maar doorzetten dat was de goede mentaliteit.
Het muziekkorps telde in die tijd veel leden als ook de zangbrigade en de vrouwenbond. Er kwamen ook nieuwe groepen bij. Hierbij denken we aan het Mannenkoor en de Gospelgroep “Foundation’.
Allemaal instrumenten van het Leger, die we nu in deze tijd gebruiken. Ook de al oude tamboerijn brengt de mens nog steeds in vervoering, zoals op het jaarlijkse bejaardenkerstfeest.
Het korps gaat door, maar de heilssoldaten worden ouder en dan is het moeilijk om actief in de strijd mee te blijven doen. Maar het Leger des Heils is een begrip geworden in Middelburg.
Nu moeten we de krachten bundelen en gaan we verder samen met Korps Vlissingen, als Korps Walcheren. Maar wat zegt een naam in deze, niets toch!
We moeten samenwerken en iets betekenen voor de mensen op Walcheren en bovenal Gods Woord verkondigen, zodat andere mensen over 115 jaar kunnen zeggen: “Dat waren nog eens strijders.” Daardoor zullen deze mensen zich dan verplicht voelen ons werk voort te zetten!
4. Openlucht: Middelburg
Het sterkste wapen van het Leger des Heils is altijd het naar buiten treden, laten zien wat je in huis hebt. Je zou kunnen zeggen in Legertermen; “AANVALLEN”!
Dit deed men vroeger veel in de vorm van een openluchtdienst, waar men met muziek en zang aanwezig was. Tijdens een openluchtdienst werd een hele dienst gehouden. In Middelburg was dit meestal op zondagmiddag om 16.00 uur voor het stadhuis. Regelmatig waren er ongeveer 20 mensen van het Leger aanwezig in uniform. De belangstelling was altijd goed als de mensen wisten dat het Leger kwam. In die tijd was er op zondag nog niet veel te doen. Dus kwamen mensen naar de markt om naar het Leger te luisteren. Het was een vol programma met zang, muziek, solozang en een toespraak van de officieren. Ook de heilssoldaten mochten, als ze dat wilden, hun woordje doen. Deze diensten gingen zowel in de zomer als in de winter gewoon door. In de winter kon dat behoorlijk koud zijn. Eén keer was het zo koud, dat het muziekkorps niet kon blazen omdat men dan aan het instrument zou vastvriezen. Ook in de zomer was het soms afzien. Bij een temperatuur van 25 graden stond men in een compleet, of ook wel genoemd vol uniform met hooggesloten kraag, te zingen en te spelen. Zomeruniformen, zoals we deze tegenwoordig kennen, waren er nog niet. Maar onder welke weersomstandigheden dan ook, er waren altijd veel mensen. Deze openluchtdiensten hebben ook heel veel bijgedragen tot de groei van het Leger. Tegenwoordig houdt men zelden of bijna nooit meer een openluchtdienst. Weinig mensen meer in het Korps en de veranderde tijd zijn hiervan de schuld. Op zondag zie je nu in de zomer niemand meer op de markt, men zit op het strand. In de winter zit men binnen bij de televisie en bij de verwarming. Ja, de openlucht is op zondag voorgoed voorbij, het is een heel gemis.
5. Openlucht Zoutelande
Naast de openluchtdienst in Middelburg had men ook nog éénmaal per jaar, op Hemelvaartdag, een dienst in Zoutelande. Deze vond ‘s morgens plaats bij de plaatselijke slager voor de deur. Hier kwamen veel toeristen en inwoners op af, want dit was voor deze mensen een aparte belevenis. Er was een grote groep mensen van het Leger des Heils die daar zomers stonden te zingen. Voor deze openluchtdag waren veel mensen van het korps meegekomen. Men ging dan ’s morgens om half tien, vanaf de zaal, op de fiets weg. Brood en drinken werd er voor die dag zelf meegenomen. Je zou kunnen zeggen, die dag was een uitje voor iedereen. Men moest wel op de fiets, want veel auto’s waren er toen nog niet. Of als men niet op de fiets kon komen, dan nam men met een paar mensen de bus. Dat was ook gezellig. ’s Middags hielden ze nog een openluchtdienst, deze was op het strand. De dienst duurde niet zolang als de openluchtdienst ’s morgens bij de slager, want men wilde ook nog wel even genieten van de zon als die er was. We moeten zeggen dat we ieder jaar weer boften want meestal was het weer goed.
Om ongeveer 16.30 uur ging de hele groep weer met de bus of op de fiets naar huis. Dat was een zware tocht, want je was doodmoe van zo’n lange dag, maar niemand mopperde. Als je geen bandenpech had was je om 18.00 uur weer thuis, waar de volgende dag het dagelijkse werk weer op iedereen wachtte. Voor de jongelui was het de volgende dag ’s avonds korpskadettenles, want dat was altijd op de vrijdag. Deze korpskadetten waren jonge mensen die opgeleid werden tot heilssoldaat of misschien tot officier van het Leger des Heils. Al met al was het voor iedereen een druk maar gezellig bestaan. Vriendschap onder elkaar, dat was vooral bij de jongeren sterk aanwezig maar het was ook het geheime wapen tot volhouden.
6. Korpskadetten / Jongsoldaten
We hebben net even de korpskadetten genoemd. Als je als jong kind in het Leger kwam en je wilde erbij horen, werd je eerst jongsoldaat. Zelf ben ik dat ook geweest en zelfs, ja dat is echt waar, stond ik met 50 jaar nog op als jongsoldaat. Een foutje natuurlijk maar toch……
Ik was dus niet veel vooruit gekomen. Het jongsoldaatschap is er in het tegenwoordige Leger nog steeds. Persoonlijk was ik op zondagmiddag op les bij zuster Mientje Leijnse. Het was moet ik zeggen, nu niet een groep waar je in die tijd met veel plezier naar toe ging. Het was voor kinderen nogal een droge club. Want laten we eerlijk zijn, als je ongeveer zes of zeven jaar bent en je moet dan op je knieën zitten en om de beurt bidden, dan is het niet van hoera. Maar ja, zuster Mientje deed dit zo. Zij was een ongehuwde alleenstaande vrouw die alleen leefde voor haar werkzaamheden voor het Leger. Daarnaast was er niet veel dat haar interesseerde, u begrijpt wel uit mijn woorden dat ik niet lang jongsoldaat ben geweest. Dit was voor mij te droog. Ook moest je een rode uniformblouse aan, met een zwarte das en een zwarte broek met zwarte schoenen. Nou dat was voor mij al een reden om te stoppen. Want ik had die spullen niet en wij konden die ook niet kopen. Dat geld was er niet en als men daar dan steeds naar vraagt, krijg je als kind een minderwaardigheid complex. Ik heb toen, zo jong als ik was, tegen zuster Mientje gezegd: “ Ik ga er van af, ik kan die kleren toch niet kopen en de kapitein heeft gezegd dat zonder jongsoldatenuniform de lieve Heer ook wel van mij houdt.” Misschien was dat wel niet zo slim van de kapitein, maar wel eerlijk en voor mij was het een verlossing.
Na jongsoldaat wordt je korpskadet. Maar dat was, na dat jongsoldaatschap van mij, niet mogelijk. Toch heb ik op afstand wel het doen en laten van de korpskadetten gevolgd. Maar dat gebeurde toen ik ouder was en verkering kreeg met een korpskadet, mijn huidige vrouw. Die korpskadetten waren altijd in uniform en kregen les op de vrijdagavond van broeder Wim van Riet. Deze man had een groep van ongeveer tien personen allemaal meisjes. Zij leerden uit de bijbel en gingen soms naar een ander korps toe om de dienst te leiden. Het was een hechte groep die best goed met elkaar konden opschieten. Ze maakten het zogenaamde korpskadetten werk en kregen hiervoor, als ze het hadden opgestuurd naar Amsterdam, punten. Je had ‘lagere klas en ‘hogere klas’ korpskadet. Maar de meisjes werden ouder en het gehele ‘harem’ van broeder van Riet liep leeg. Men ging werken of studeren en dan heb je geen tijd meer om nog iets erbij te leren. Velen kwamen niet meer terug. Ze kregen verkering met iemand van buiten het Leger. Alleen mijn vrouw is tot op de dag van vandaag nog heilssoldaat en plaatselijk officier. Maar ook de band met de meiden van toen is nog steeds intact. En heeft men elkaar nodig dan vinden ze elkaar en dat ná bijna vijftig jaar. Een fijne groep! Kom er vandaag de dag nog maar eens om!
7. Velddag “Toen”
In mijn jeugd werd eenmaal per jaar, op tweede Pinksterdag een Velddag gehouden. Dit gebeurde meestal op verschillende velden in de plaats Baarn. Je kunt wel zeggen dat dit toen het grootste evenement was, die het Leger organiseerde. Er stond een tent waarin men twee grote samenkomsten hield. Heilssoldaten van heel Nederland kwamen hier naar toe en natuurlijk ook niet heilssoldaten en vrienden van het Leger, zoals men deze mensen pleegde te noemen in die tijd. De samenkomsten ’s morgens werden door de radio uitgezonden en een ieder die niet mee kon door ziekte of andere ongemakken, kon ’s morgens via de radio mee genieten. Er was één nadeel, als het daar regende was je één bonk modder en als het voor die tijd al een paar weken droog was, kon je stof happen. Dus u begrijpt het was niet vlug goed. Toch was men in het Leger gek op deze dag. Ook is koningin Wilhelmina en later koningin Juliana ’s morgens een keer naar Baarn gegaan om de samenkomst mee te maken. Wat een feest!
Alles wat rijden kon werd gebruikt om in Baarn te komen en men keek raar op als je niet mee ging. Je miste toch heel wat op zo’n dag en dat was ook zo. In die tijd van de Velddag was niet iedereen even rijk. Al waren de kosten, vergeleken met nu, eigenlijk maar laag, voor die tijd was het voor veel mensen een hoop geld. Dan werd er maar volstaan met het volgen van de dienst vanuit de tent, via de radio en dat was ook best genieten. Op een dergelijke dag sloten veel mensen zich aan bij het Leger des Heils. Door dit evenement groeide het Leger ieder jaar in omvang, omdat er nieuwe heilssoldaten bijkwamen.
Hier kwam dus toch weer het sterke wapen, de aanval kiezen en naar buiten treden aan te pas en laten zien wat je in huis hebt. We moeten als Leger onszelf niet opsluiten en denken, bekijk het maar, want dan zullen we de strijd niet winnen. Daarom zijn evenementen als een openluchtdienst en velddag zeer geschikt om mensen te vertellen van Gods woord en mensen in aanraking brengen met het Leger.
8. Thermometer
Het was weer eens bazaar in het Leger des Heils en dat viel samen met de nationale inzameling. Dat was een jaarlijkse collecte in februari, die de financiële toestand van het Leger weer een beetje omhoog moest takelen. Nu was het zo, dat het Hoofd Kwartier voor ieder korps een streefbedrag bekend maakte. Als je dat haalde kon je er zeker van zijn, dat het volgende jaar, het bij elkaar te halen bedrag weer hoger was. Als korps was men wel voorzichtig om hier niet overheen te komen.
Korps Middelburg had er iets op gevonden.
Voor in de zaal, tegen de muur, had men een thermometer gemaakt met het aantal guldens erop. De verdeling van de thermometer ging met honderd gulden tegelijk. Broeder Freekenhorst had dit gemaakt en dat zag er mooi uit. Veertien dagen duurde deze collecte. In die veertien zaten twee zondagen, dit waren de meetmomenten. Op deze zondagen vulde men de stand in. De stand van de afgelopen week werd vermeld op die zondag. De korpssergeant-majoor vulde deze meter in. Met een kwastje verf schilderde hij de stand erop van onder naar boven. Maar in die tweede week was er iemand die het zeker te langzaam vond gaan, want die schilderde het geheel helemaal vol. Toen men die zondag de stand wilde invullen op de thermometer zag men dat de meter al vol was en daar waren ze niet blij mee. Hoewel er ook nog wel mensen waren die de lol ervan inzagen.
Heel lang heeft men geprobeerd om er achter te komen wie hiervan de dader is geweest, maar dat is nooit ontdekt. Eén ding was zeker men heeft nooit meer een thermometer gemaakt en ik kan dit verhaal nu schrijven want de “misdaad” is al verjaard. Wat zijn kinderen toch vindingrijk!
9. Muziekcongres
Als de dag van gisteren herinner ik mij “het” evenement; het muziekcongres. Mijn vriend Jan vroeg of ik zin had om een weekend mee te gaan naar Amsterdam. Nu moet ik zeggen dat ik muziek mooi vindt, maar om daar nu een heel weekend bij door te brengen, sprak mij toch niet erg aan.
Maar goed ik ben toch meegegaan. We vertrokken op zaterdagmorgen om 6.00 uur vanaf de Hoogstraat te Middelburg met een bus. Daarin zat het muziekkorps en de nodige supporters. Het muziekkorps moest op het muziekcongres een muziekstuk ten gehore brengen en dat konden ze heel goed. Men had in die tijd een mooi muziekkorps dat niet onder hoefde te doen voor korpsen die uit grote plaatsen en andere Korpsen kwamen. Het weekend werd goed geregeld. Iedereen kreeg een slaapplaats toegewezen. Ook de zogenaamde supporters. ’s Avonds na de uitvoering om 22.30 uur werden de mensen ingedeeld. Maar mijn vriend en ik werden niet afgeroepen. Wij zijn het toen maar eens gaan vragen. Ze zeiden:
“Jullie komen niet voor op de lijst.” Wat nu, daar stonden wij dan midden in Amsterdam. Mijn vriend had nog familie in Alkmaar, dat is niet zo ver van Amsterdam. Maar ja, voor je daar bent is het toch al gauw twaalf uur. Dat is voor zo’n familie ook een verrassing! Eerst maar eens even bellen.
Jan ging naar de telefooncel en zocht contact met zijn familie in Alkmaar. Na uitleg over de situatie was alles vlug bekeken, we konden komen. Ze bleven niet op ons wachten maar gingen alvast naar bed. We moesten bij aankomst maar op de bel van de voordeur drukken, dan kwam er wel iemand de deur open doen. Zo gezegd zo gedaan. Bij aankomst was een belletje aan de voordeur voldoende. Een vriendelijke man deed open en je kon goed merken dat we van harte welkom waren. Er werd koffie voor ons gezet en we kregen nog boterhammen. Nou die boterhammen waren zeer welkom. De man zei: “We hebben niet veel ruimte hoor, we slapen met z’n allen op zolder, het is maar een klein huisje.” Ja, het was inderdaad een klein huisje het stond op de lijst om afgebroken te worden, tesamen met de andere huizen van de buurt. Het viel me op dat alles mogelijk was bij deze mensen. Niets was ze teveel. Zondagmorgen om 7.30 uur moest iedereen opstaan, waarom zo vroeg dacht ik, maar daar kwamen wij al gauw achter. Na het wassen en aankleden gingen we niet ontbijten maar naar een café een paar straten verder op. De deur was nog op slot maar na wat gerammel ging deze open. “Móge” klonk het dof door de keel van de caféhouder “ wat zijn jullie vroeg?”
“ Ja, we hebben logees en we komen biljarten. Ook wilden we wat eieren want we hebben nog niet gegeten.” Nou dat kon. Een schaal met hard gekookte eieren, die bijna groen waren. Maar ik moet zeggen ze smaakte best en de koffie die we erbij kregen was prima. Die morgen duurde wel lang. Persoonlijk kan ik niet biljarten dus had ik niets te doen. Om twaalf uur gingen we eindelijk weg uit dat café richting huis om te eten. Het eten was klaar en we konden beginnen. Om half één zat iedereen aan tafel. Ik moet zeggen het eten was heel lekker. Om kwart voor één werd er gebeld. Dat waren de buren die kwamen hun bestek weer ophalen, we moesten vorken en lepels inleveren. We waren dus uitgegeten. Alles werd dan ook van de tafel weggehaald. Rond twee uur gingen mijn vriend en ik naar het concertgebouw waar de middaguitvoering was. ’s Avonds om zeven uur reden we met de bus, ná een bewogen weekend weer naar Middelburg. Het was een belevenis!
10. Trefdag
Wat vroeger de Velddag was, heet nu de Trefdag. Het is wat betreft de inhoud van het programma precies hetzelfde. Alleen geen tenten meer maar een gebouw met moderne mogelijkheden. Ook nu gaan de mensen van het Korps op de tweede Pinksterdag er al vroeg naar toe. Als je bijvoorbeeld uit Zeeland komt moet je al vroeg op pad. Meestal rijdt de bus om 6.30 uur weg. Als je rond 9.30 uur aankomt, kun je proberen een kopje koffie te bemachtigen. Want na een dergelijke rit wil dat wel naar binnen glijden. Daarna vlug de samenkomst in. Na afloop van de dienst gaat iedereen naar de kantine om te eten. Dit is voornamelijk je eigen meegebrachte lunch. Drinken kun je in de kantine kopen, maar je moet geduld hebben. ’s Morgens en tussen de middag is er op het terrein van alles te doen. De jeugd heeft eigen diensten. ’s Middags rond 14.30 uur begint de afsluitingssamenkomst.
Om ongeveer 17.00 uur gaat iedereen weer zijn eigen weg. De mensen gaan met de bus of met hun eigen auto naar huis. Verschil tussen Trefdag en Velddag is niet groot. Alleen wordt je nu niet meer vies van modder en stof. Dat is wel fijn, of toch voor de oudere een gemis, want voor hen was stof of modder het symbool van de Velddag in de tent. Maar die nostalgie komt niet meer terug, ook hierin zijn we moderner geworden. We moeten met de tijd mee blijven gaan en altijd alert blijven op veranderingen.
11. Jeugddag
Ook weer zo’n oud evenement, maar nu alleen voor de jeugd en dat was éénmaal per jaar in Goes. Ook wij van Middelburg gingen daar naar toe. Persoonlijk ging ik altijd mee met mijn vriend Gigi. De dag vond altijd plaats in de Prins van Oranje. Nu was er in Goes een broeder die mijn vriend en mij niet zo aardig vond. Altijd mopperde hij op ons.
Hij stond ’s morgens bij de deur om de toegangskaarten voor die dag in ontvangst te nemen. Zonder mocht je er echt niet in. Op zijn vraag; “Mag ik jullie toegangsbewijs?” (dat was tevens programma) Zeiden wij: “Dat hebben wij niet.”
“Dan eruit” zei hij. Maar we gingen gewoon zitten toen kwam er een “hogere” bij, een officier. Die zei: “Deze broeder wilde jullie toegangskaart zien, maar hij zei dat jullie dat niet hebben?”
“Dat hebben we wel.” zei Gigi. “Alstublieft.” Waarop wij onze kaarten lieden zien. Nou die broeder stond natuurlijk in zijn ‘hemd’, maar wij hadden de grootste lol.
Later op de dag kregen wij met dezelfde broeder ruzie over de poppenkast. Hij wilde die achter ons vandaan pakken maar wij stonden er voor en wij deden of we niets hoorden. Ik denk wel dat die broeder blij was dat de Jeugddag ’s avonds weer achter de rug was en wij weer weg waren. Later ben ik nog erg goede vrienden geworden met deze broeder, maar toen was ik weer wat ouder. Het was onze jeugd hé! Zo gaat dat.
12.Tamboerijnen
De tamboerijn is een instrument dat in het Leger des Heils veel gebruikt is. Er wordt in de Bijbel verteld dat Mirjam al speelde op de tamboerijn en ook in de Psalmen wordt de tamboerijn genoemd.
In de jaren 1950 tot 1960, kwam dit instrument goed in beeld binnen het Leger. Vele marsen en mogelijkheden zijn ermee gedaan. Denk aan al de groepen die eind 1950 werden opgericht. Hele shows werden er met de tamboerijn ontworpen en uitgevoerd. De vrouwen en jonge meiden van het korps bespeelde dit instrument. Soms wel in groepen van 15 vrouwen. Het is een hele kunst als je alles goed wilt doen, je moet dan veel tellen. Het is eigenlijk ritmische gymnastiek elke oefening moet door iedereen gelijk en netjes worden uitgevoerd. Er werd samen met de muziekkorpsen gespeeld of met recorderbandjes. Het was indrukwekkend en het spel trok veel mensen. Tegenwoordig is dit tamboerijnspel weer wat uit. Goed klinkende tamboerijnen daar kun je moeilijk aankomen. Ook de jongelui die erop willen spelen zijn er al bijna niet meer.
De tamboerijnbrigade van korps Middelburg was een behoorlijke groep van ongeveer 12 tot 15 dames. In mooie kleding, onder leiding van zuster Sjaan Floresse. Aan de tamboerijnen zaten gekleurde linten. Nu is de tijd van dit instrument een beetje voorbij. Dat is jammer, want het trok veel mensen en ook nu nog vindt men het prachtig. Je zou haast zeggen: “Mensen, laat dit middel niet verloren gaan. We moeten lawaai maken en leven houden om mensen te trekken en daar is dit instrument het middel voor.”
Meestal wordt de tamboerijn nu in de dienst gebruikt. Persoonlijk maar ik moet zeggen dat ik dit mij niet echt kan bekoren. Men slaat er maar wat op. Meedoen op het ritme is niet aan iedereen gegeven. Mensen verwachten van het Leger des Heils iets aparts! Laten we dat dan ook doen. Zo kunnen we misschien groeien tot eer van God, want dit is toch het doel?
Laten we dit niet vergeten!
Foto: Gitaarbrigade Vlissingen
13. Jeugdsoos
Men wilde in Middelburg eind de jaren zeventig, binnen het Korps een jeugdsoos beginnen. Maar dat was niet eenvoudig. Want in die tijd was ook dat evenement zeer in trek bij de kerken. Sommigen deden dit op vrijdagavond en weer anderen op de zaterdagavond. Vanuit het Leger kwam men naar mij en mijn vrouw, met een verzoek of wij een jeugdsoos wilde opstarten voor de jeugd. Nu moet je oppassen met dingen te gaan doen die nieuw zijn, want voor je het weet zegt men, moeten zij dat weer doen? Dan krijg je het verhaal dat je teveel touwtjes in handen hebt. Terwijl jij er echt niet om gevraagd hebt.
Maar na een goed overleg begonnen we eraan. Dat viel niet mee.
Er waren al veel kinderen en jongeren lid van een kerkelijke soos. Wij hadden alleen de jeugd van ons eigen korps en dat waren er niet veel. Zelf vond ik de jeugdsoos niet echt een succes. Iedere vrijdagavond was je er mee zoet en in die tijd moest ik op zaterdag werken, dus dat was niet leuk.
Op een vrijdagavond hadden wij een speurtocht uitgezet. De jongeren gingen ’s avonds de speurtocht lopen. Echter na een half uur kwam er iemand vertellen dat er één op de vismarkt in elkaar werd geslagen. Mijn vrouw en ik met de auto er naar toe, maar er was niets te zien, ook in de stad niet. Er was wel iets voorgevallen maar geen vechtpartij. Ik had er ineens schoon genoeg van.
Binnen kon je niets doen, we hadden wel mooie jeugdkelders, maar geen materiaal alleen oude troep. Als je om materiaal vroeg kon je steevast op een ‘nee’ rekenen, veel te duur. Zonder materiaal konden wij niet werken. We hadden wel een oude televisie, maar daar hoef je niet voor naar een soos, dat kan thuis ook. Gevolg de officieren namen het over. Maar na drie weken was het gebeurd met de soos.
Dat was de beste oplossing!
14. Tenten op zolder
Op de zolder van het Leger des Heils gebouw op de Hoogstraat die ontzettend groot is, hielden de padvinders hun bijeenkomst. Men had de zolder helemaal omgebouwd tot een soort kampeerterrein, het geheel zag er best leuk uit. Van linnen waren er afscheidingen gemaakt en zo waren er 6 eigen verblijven. In elke tent was er ruimte voor 6 personen, daar leerde men knopen en de reglementen die bij de padvinderij hoorden. Het was een gezellige boel. Maar we moesten voorzichtig zijn en de vloer was niet zo sterk en soms ging het er behoorlijk wild aan toe.
Toch duurde het verblijf op de zolder niet lang, want men keurde hem af, dat was wel jammer. Maar het was goed te begrijpen want soms voelde je de planken buigen.
Toch was niet voor iedereen de padvinderij een leuk spel. Persoonlijk vond ik het ook niet altijd even leuk. Als we buiten sporen gingen zoeken vond ik het wel leuk, maar binnen met al die knopen leggen vond ik maar matig. Toen veel jongens ouder werden en er geen nieuwe jongens meer bij kwamen stopte de zaak. Er was geen toekomst meer voor de padvinderij van het Leger des Heils en eigenlijk was dat wel jammer. Want je leerde er wel wat discipline is.
15. Majoor Ebbing
Het was voorjaar en zoals bij zoveel vrouwen kreeg onze majoor Ebbing het ook in haar hoofd. Zij was nog maar 8 maanden in Middelburg en het woonhuis was nog niet verbouwd. Maar wat haar mateloos stoorde was haar keukentje. Het keukentje stond toen nog op de eerste verdieping. Op een zondag kwam de majoor naar mij toe en zei: “Piet, kun jij behangen?” “Ja”, zei ik, “Dat kan ik wel maar niet zo vlug als een schilder, ik ben maar een amateur!”
“Oh dat geeft niet. Ach, zou jij voor mij de keuken willen behangen, hij is zo smerig.”
Nou, wie ben ik om dat bij een vrouw als zij te weigeren! We spraken af en een paar weken later begon ik aan het karwei.
De majoor was een vrolijk type, een klein dik vrouwtje. Ze stond als officier alleen in Middelburg. Dus dat was voor haar een hele klus. Verschillende keren dat ik daar bezig was kwam er natuurlijk bezoek. Er kwam ook iemand aan de deur die om geld vroeg. Toen de majoor zei dat dit niet ging, werd de man kwaad en wilde wel even naar boven komen. Maar ik had het gehoord en ik ging naar beneden om haar te helpen. Toen die man zag dat zij niet alleen was ging hij weg.
De volgende dag kwam er een heilssoldaat en vertelde de majoor dat hij naar het ziekenhuis moest voor een operatie aan zijn breuk. Hij vertelde aan haar dat hij zeer bang was en of ze maar met hem wilde bidden. Dat deed ze ook. De heilssoldaat ging mee naar de kamer en ik bleef natuurlijk in de keuken. Een poosje later kwamen ze weer terug in de keuken. De majoor zei tegen die broeder: “Zo nu hebben we samen gebeden nu ben je toch zeker niet bang meer?”
Waarop de broeder zei: ”Nu ben ik nog véél banger.” Toen hij weg was heeft die majoor gelachen, de tranen over haar gezicht. Ze zei: “Dat komt van de nervositeit. Daar kan ik niets aan doen maar het kwam er ook zo bang uit!”
Ja, behangen kan ook leuk zijn. Het ligt er maar aan bij wie je het doet!
16. Zondagschool
In mijn eerste boekje is al gesproken over de zondagschool met zijn vele belevenissen. Dit verhaal is er ook één. Zelf zat ik in een klasje op de zondagschool in de korpszaal. Mijn nichtje, dat jonger was, zat nog in de kleuterklas, deze was naast de zaal. Men had dit zo ingedeeld zodat men geen last van elkaar had. Nu bracht de vader van mijn nichtje, haar elke zondag op de fiets. Behalve die ene zondag. Hij was niet erg in orde en besloot thuis te blijven. Toen moest ik haar meenemen en ook weer terug brengen naar huis. Ze woonde in dezelfde straat een paar huisjes verder, dus dat was geen moeite. Nu wilde het toeval dat het die zondag moederdag was en wij allemaal bloemen meekregen. Toen de zondagsschool klaar was en wij de bloemen kregen waren mijn vriend en ik aan het klieren met de bloemen. We waren zo druk bezig dat ik mijn nichtje vergat mee te nemen naar huis. Toen ik thuis kwam zei mijn moeder: “Waar is Ankie”? Toen schrok ik toch wel en zei vlug: ”Ooh, vergeten?”
Ik ging weer gauw terug naar het leger, maar de zaal was dicht. Aan de overkant van de straat woonde de officieren, ik heb daar aangebeld en mijn verhaal gedaan. Een meisje dat bij hun het huishouden verzorgde ging met mij mee, om te zoeken naar mijn nichtje. Na ongeveer een uur zoeken zagen we haar op de Groenmarkt lopen luid zingend en zij klapte daarbij in haar handen. Ik weet nog precies wat ze zong: ‘Jezus, laat nooit alleen”.
We hebben haar gauw naar huis gebracht.
Later heb ik haar nog wel eens mee moeten nemen, maar ik heb haar nooit meer vergeten. Want de schrik van een zodanig avontuur zat er flink in en ik moet eerlijk toegeven, thuis zijn ze er ook niet erg blij mee geweest.
17. Opdrachtdienst
Een opdrachtdienst is hetzelfde als een dienst in de kerk die men doopdienst noemt. Het verschil is echter dat er bij de doop in het Leger des Heils niet gedoopt wordt met water. De mensen die hun kindje laten dopen, nodigen regelmatig een officier uit die men goed kent en aardig vindt. Deze officieren verzorgen dan de dienst. Dus ook deze keer. Maar de uitgenodigde officier was wel al een dagje ouder. Hij liep slecht en zag slecht. Het platform (dat is een verhoging) van het leger waarop alles plaats vond, liep aan de voorkant smal uit, doordat er 4 treden waren gemaakt aan iedere kant. Het begon al eigenlijk niet goed. In een volle zaal kwamen de officieren naar binnen en onze oude brigadier viel al bijna over de eerste tree.
Op de tweede rij in de zaal zaten die morgen ook Betsie en Jans, bij ons allemaal bekend als twee dames die hun mondje op de juiste plaats hadden. Toen die brigadier struikelde riep Betsie: “Dat kan nog wat worden als hij dat kind moet dragen.” Waar na er toch wel enig gelach opsteeg in de zaal. Midden in de dienst was het dan zo ver. De ouders kwamen het platform op, en droegen het kindje in hun armen. Zij overhandigde het kindje aan de brigadier en toen werd het spannend.
De brigadier liet de zaal een lied zingen en ging met het kind op zijn arm bidden. Dit zou zo erg niet zijn geweest als hij maar niet heen en weer was gaan lopen met dat kind. Elke keer schoof hij rakelings langs het trapje en iedereen hield zijn hart vast, want hij deed dat met zijn ogen dicht. De zaal stond doodsangsten uit tot het moment dat het Betsie teveel werd en naar de brigadier riep: “Doe je ogen open als je met dat kind loopt, straks flikker je van dat platform, dat is voor jou niet zo erg, maar wel voor dat kind.”
Nu is een dergelijke opmerking niet gewoon in een dienst, maar velen in de zaal waren het deze keer met haar opmerking eens. Ook haar vriendin Jans, die naast haar zat. Ook zij had het Spaans benauwd gehad. Alles liep gelukkig goed af maar het was een spannende morgen geweest. Deze brigadier hebben we nooit meer gezien.
18. Bazaar
Het was weer de jaarlijkse bazaar en ook deze keer had men hard gewerkt om alles zo goed mogelijk te laten verlopen. Kapitein Bakkenes die in deze tijd het bevel voerde over korps Middelburg had een uniek plan. Beneden in de kelder, waar toen nog een oude wc stond, maakte hij een schiettent. Een buks met kleine pluimpjes en wat kaarten om op te schieten en dat was het eigenlijk wel. Maar voor het Leger was het voor die tijd een hele durf om zoiets te doen. Nu wilde het toeval dat aan de overkant van de Hoogstraat een wapenwinkel was. Ze mochten daar de buksen lenen, maar alleen als de eigenaar van de winkel erbij was. Nu dat was geen bezwaar. Zo hadden we toen een echte schitterende schiettent. De kelder lag onder het zogeheten achterkwartier en daar was van alles te doen. Maar in de vloer zat een rond gat en als je daar doorheen keek zag je de schiettent. Je keek dan precies op het hoofd van de persoon die op dat moment aan het richten was op de schietschijf. Dat bracht de jongelui op een idee. Terwijl er iemand aan het schieten was, lieten wij er een bezemstok door vallen. Het gevolg was dat die persoon het einde van die steel op zijn hoofd kreeg. De gevolgen waren geweldig. De man die dit overkwam stoof naar boven en uitte daarbij allerlei mooie woorden. De jongelui vluchtten natuurlijk ook weg. Boven het gat aan het plafond van het achterkwartier hing een bollamp, toen die bezem op die man zijn hoofd kwam, duwde hij de bezemstok met kracht weer terug naar boven door het gat. Gevolg, lamp kapot en die moesten wij betalen. Mijn ouders waren er niet blij mee. Maar de kapitein had gelijk; ‘Wie zijn gat verbrand moet op de blaren zitten’ en dat is ook gebeurd. Maar we hadden wel plezier gehad.
19. Sinterklaasfeest
Er werd ook aan Sinterklaasviering gedaan. Vooral broeder Cornet was hier voor te vinden, omdat hij veel met de jeugd optrok. Zijn werk hebben we al verteld in mijn eerste boekje. Hij was hoofd van de Reclassering in Zeeland en daarom bracht hij ook veel bezoekjes bij diverse mensen thuis met de auto die hij had voor zijn werk. Die bezoekjes waren vooral bij doktoren, advocaten en rechters.
Nu was het zo dat hij aan mij had gevraagd of ik zwarte Piet wilde zijn, ik ben niet al te groot en dat was prachtig. Nou ik wilde dit dus wel. Dat was het begin van een reeks jaren en avonturen die wij samen beleefden. Eén keer waren we op weg met de auto naar een klant. Broeder Cornet reed altijd zelf. Het was een hele toestand om met die kleren in de auto te komen. Die bewuste avond was het echt Sinterklaasweer, glad, koud en slecht zicht. Het gevolg was dan ook dat wij op de Seissingel op het gras terecht kwamen bij de vest. Nou, wij schrokken behoorlijk.
Maar hij wist de auto weer op de weg te krijgen.” Ja”, zei hij: “Het zou wat zijn als ze morgenochtend Sint en Piet in de vest vonden!” We gingen die avond naar de Griffioen. Daar woonde een rechter. Toen wij daar aanbelden deed een mevrouw open. Later kwamen we erachter dat het de vrouw van de rechter was. Zachtjes fluisterend kregen we van haar onze instructies te horen. Over wat we wel en wat we vooral niet mochten. Wat we niet mochten was pepernoten strooien. "Dat geeft zo’n rommel", zo zei ze. We moesten ieder kind maar een hand vol geven. Afijn, wij naar binnen en daar waren 7 kinderen die de longen uit hun lijf zongen en een tante die speelde op de piano. Tegen de tijd dat wij weg moesten zongen ze ‘Dag Sinterklaasje’ en in plaats van pepernoten te geven gooide ik tegen de afspraak in, de handel pepernoten door heel de kamer in tot in de kleinste hoekjes. Die mevrouw keek niet blij maar haar man de rechter gierde het uit van het lachen. De volgende dag, zaterdag, moest ik zoals altijd werken. Dus ik was niet thuis toen er gebeld werd. Mijn moeder opende de deur. Daar stond de rechter en vroeg: “Is uw zoon ook thuis mevrouw?” Mijn moeder antwoordde: “Nee, die moet vanmorgen werken!” “Zou u dan als hij vanmiddag thuiskomt, deze chocoladeletter aan hem willen geven? Gisteren is hij bij ons geweest als zwarte piet en ik heb zoveel plezier gehad. U moet zeggen dat ik het strooien het mooiste vond, daarom deze kleine attentie. Ik hoop dat hij er volgende jaar weer bij is.” zei de rechter. Maar volgend jaar was broeder Cornet voor zijn werk verhuisd naar Amsterdam. Toch wilde men in de Legerzaal wel sinterklaasfeest vieren met de jeugd. Nu hadden ze voor Sinterklaas broeder de Jong uitgezocht. Het was wel een grote vent, maar absoluut niet geschikt voor Sinterklaas. Een beetje ‘droge’ man. Maar ja hij moest het doen. Ik dacht, we zullen wel zien hoe het gaat. Nou, dat viel behoorlijk tegen. Het begon al bij het aankleden, dat deed zijn vrouw en dat ging heel langzaam. Eindelijk toen alles in orde was vergat hij bij de keukendeur te bukken en viel zijn mijter af. Het gevolg was dat wij veel te laat in de zaal zouden arriveren. Eenmaal in de zaal aangekomen begon hij zelf te zingen. Een versje in het Maleis. Ja, die kinderen keken wel vreemd op, zelf bemoeide ik mij niet met de gang van zaken en liet hem maar aanknoeien. De kinderen bekeken op den duur Sinterklaas niet meer maar richten zich op het strooigoed, wat ik met handenvol de zaal in gooiden. Op het laatst werd hij kwaad en ging alleen de zaal uit en ik bleef met de kinderen achter. We hebben nog veel plezier gemaakt en de officieren deden heel leuk mee. Uiteindelijk ben ik na een tijdje ook weggegaan. Toen ik in de keuken terug kwam zat hij daar en was tamelijk overstuur. Zijn vrouw zat bij hem. “Het is allemaal jou schuld” zei hij tegen mij. “Ik ben gewoon aan de kant gezet, jij soleerde”. Ik heb hem toen verteld hoe broeder Cornet en ik dat samen deden en dat elk feest weer een momentopname is. Niets kun je op een dergelijk feest van tevoren plannen. Het hangt puur van de situatie af, van dat moment. Maar dat was volgens hem niet waar. “Ik speel nooit meer met jou samen!” riep hij. Ik heb toen gezegd dat hij daar niet bang voor hoefde te zijn, want dat ik meer dan genoeg van hem had. Later heb ik nog voor zwarte piet gespeeld samen met broeder van Riet ( jr). Wij gingen naar de bejaardenhuizen, padvinderij en het Leger en dat ging altijd goed. Wij voelden elkaar aan en dat is de kunst in dit grote kinderfeest.
20. Toneel: ‘Boerin van Weltevreden’
Het was in het Leger de gewoonte of ook wel een traditie, om met Kerst twee keer een toneeluitvoering te geven. Eén keer op het kerstfeest bij de bejaarden en één keer in de zaal zelf op tweede kerstdag. Dat waren dan toneelstukken van 1 á 2 uur en die waren de moeite waard om naar toe te komen en naar te kijken. Zo ook in 1975. Toen men het stuk ‘ De Boerin van Weltevreden’ op de planken bracht. Het was een prachtig stuk met grote gevolgen, maar dat zou later blijken. Op het moment van het stuk beschikte wij over een behoorlijk aantal jonge mensen die toneel konden spelen. Zodoende konden wij een goede bezetting op de planken brengen. Het geheel speelde zich af op een boerderij met een boer die aan de drank verslaafd was en een boerin die zeer gelovig was. Dit stuk duurde 2 uur en ik moet zeggen het was een hele klus, maar zeker de moeite waard. Bij het bejaardenkerstfeest in de Schouwburg waren alle plaatsen bezet. Er waren ongeveer 500 mensen, maar ook de Burgemeester met zijn vrouw. Na afloop kwamen ze nog iedereen bedanken. “Het was prachtig.” zeiden ze. “Daar moeten ze van de tv naar kijken daar kunnen ze nog wat van leren”. Met de boer in het stuk kwam het zoals vaak gebeurd allemaal goed. Maar het stuk had een grote inhoud. Drank was ook hier de voornaamste oorzaak van ellende. Nu wilde het ‘toeval’ dat er in de zaal bij de bejaarden een man zat van ongeveer 73 jaar en deze maakte toen nog de gevolgen mee van zijn drank misbruik. Hij stond in 1975 met kerst alleen, geen kinderen, geen kleinkinderen of andere familie, allemaal hadden ze zich afgewend van hem wegens de drank en het daaruit voortkomende geweld. Na afloop ging deze man naar de officier en vroeg een gesprek aan. Hij zei: “Wat die boer in dat stuk deed, dat was ik! Vanavond ben ik gaan inzien wat een ellende ik veroorzaakt heb met drinken. Ik ben nog alleen overgebleven. De rest van mijn familie kijkt niet meer naar mij om. Wilt u mij helpen het anders te doen?” De officier maakte een afspraak met hem voor een bezoek tussen kerst en nieuwjaar.
Nu moet ik eerlijk zeggen dat wij en de officier niet zo’n groot geloof hadden over het feit dat hij ook zou komen. Maar daar vergisten wij ons in. Precies op tijd die avond belde hij aan en het éérste gesprek was een feit en velen zouden er nog volgen. De drank liet hij ondertussen staan en ook zocht hij contact met zijn familie. Na een half jaar sloot hij zich aan bij korps Middelburg en na een jaar, precies op kerstdag, werd hij lid van het Leger des Heils en ingezegend als heilssoldaat. Hij was gelukkig en verzette veel werk in het Leger. Vooral met de verkoop van de strijdkreet was hij in zijn nopjes, hij kon dan de boodschap zelf doorgeven. Zijn familie was erbij toen hij werd ingezegend. Tot zijn dood toe bleef hij getrouw aan God en verkondigde het evangelie, door de strijdkreet en collecte. Bij zijn overlijden is hij door het Leger begraven Hij was door zijn Heer en Heiland bevordert tot Heerlijkheid. Broeder van de Wel. Zijn kaartje staat nu in het kastje, bij hen die ons voorgingen. Als ik zo af en toe eens de namen in het gedenkraam lees en ik zie de naam van broeder van de Wel, dan ben ik trots op hem. Want wat een verhaal zit er achter dit simpele kaartje. Soms stelde je jezelf wel eens de vraag: “Waarom doe je zoveel moeite voor het toneel? Zegt het de mensen wel voldoende?” Soms weten wij dat niet en komen we daar later pas achter.
Vanaf mijn vierde jaar speelde ik mee met kerst en in totaal heb ik dat 56 jaar gedaan en éénmaal heb je zichtbaar resultaat gehad. Iemand voor wie zijn leven er totaal door is veranderd.
“Ach”, zal de lezer misschien zeggen. “Dat is toch niet veel één zichtbaar resultaat?” Maar van de andere keren dat we speelden weten wij het niet. Misschien is er nog veel meer gebeurd in de tijd. Maar één ding is zeker; ‘Er is vreugde in de Hemel over één zondaar die zich bekeert.’ Dat hebben wij mogen meemaken 30 jaar geleden. Maar nog steeds bij het horen van broeder van de Wel zijn naam, komt er bij allen die hem gekend hebben een glimlach om de mond. Weer iemand die zich aan kon sluiten bij het boekje “ Van fles tot crest”!
21. Toortsdragers
Dat was een groep jongelui die één keer per twee weken bij elkaar kwamen. Men trok meestal met de fiets erop uit naar het strand en het bos en men deed daar gezelschapsspelletjes. Bij slecht weer vermaakten zij zichzelf in de zaal. Ook werd daar wel een Bijbelwoord gebracht. Zelf heb ik het gevoel gehad dat men eigenlijk niet goed wist wat er gedaan moest worden met deze groep. Eén keer hebben we wel gelachen. We gingen op de fiets naar de schietbaan, zo heette dat. Die schietbaan lag naast het kerkhof en was een soort hobbelig pad. Nu wilde het geval dat er één jongere was zonder fiets. Dat was Sjaak. Maar geen flauwekul die ging toch mee achterop maar wel op de bagagedrager van iemand. Nu was Sjaak niet één van de lichtste. De man die hem achterop had moest daarom flink trappen en hij was behoorlijk moe.
Opeens ging hij iedereen voorbij en riep: “Kijk eens hoe hard ik kan en dan nog wel met Sjaak achterop!” Maar Sjaak zat niet meer achterop, maar zat plat op zijn kont in het gras en maar hard roepen naar ons. Wat was er gebeurd? De bagagedrager was kapot en sloeg achterover, vandaar dat Sjaak in het gras zat! Maar hij deed zich gelukkig niet zeer. Op de terugweg ging Sjaak bij een ander achterop en kwam zonder kleerscheuren weer thuis. De Toortsdragers heeft niet lang bestaan. Het wilde niet echt vlotten met de groep. Het doel was niet duidelijk denk ik nu!
22. “Twee oude Zusters”
Oud? Ja, dat waren ze met recht. Zuster Geervliet en zuster Frederiks. Deze laatst genoemde vrouw had de bijnaam ‘het erwtenbeest’. Waarschijnlijk kwam dat door het erwten zoeken. Dat deden veel arme mensen in die tijd. Slechte erwten uitzoeken uit een baal van 50 kg. Nou, ik kan u verzekeren dat het een heel werk was. Hiervoor kreeg je, echt waar, twee gulden en vijftig cent. Euro’s waren er toen nog niet.
Als je een dergelijk handeltje in huis had kon je echt niet elke zondag naar het Leger, want ’s maandags kwamen ze om die uitgezochte erwten. Dus had je ze niet klaar, dan kreeg je geen geld. Zodoende moest zuster Frederiks nog wel eens samenkomsten overslaan en ik denk dat ze om die reden zo werd genoemd. Zuster Geervliet was een heel ander vrouw. Trouw zat ze elke zondag op het platform van de Legerzaal. Zij was in mijn ogen een vrome vrouw. Ze riep om de haverklap ”Halleluja” en “Mijn God” sprak ze ook herhaaldelijk in de samenkomst uit. Het was een klein vrouwtje maar ik weet nog, dat ze mooi grijs haar had, eigenlijk kun je zeggen sneeuwwit. Ze zag er altijd verzorgt uit. Zij was ook degene die voor mensen in het Korps uniformen maakte of vermaakte en dat kon ze goed. Als je zelf de stof had gekocht maakte zij het uniform voor je en dat was niet duur. Een uniform kopen was ook in die tijd een dure aangelegenheid.
Ze had er soms wel eens een dagtaak aan. Maar ze was van beroep coupeuse dus je kunt begrijpen dat het prima in orde was als zij dat had gemaakt. Maar ja, ook zij werd een dagje ouder en moest verschillende taken noodgedwongen inleveren. Maar dat vond zij niet erg. Ze zei altijd: “Als mijn werk hier op aarde is gedaan ga ik bij God boven verder en dat is waar ik naar verlang”. Zij is enkele jaren later, toen ze niet meer in staat was om naar het Leger te komen, rustig ingeslapen. In de zekerheid, naar haar Heer en God te gaan. Het was een ouderwetse Legerbegrafenis. Op de begraafplaats bracht men haar al zingend naar haar laatste rustplaats. ‘Ja, een kroon wacht na het strijden’, dat was altijd in haar leven het motto geweest en waar zij altijd aan vasthield.
23. Wat niet mocht!
Ook dit is binnen het leger aan de orde geweest. Het niet mogen van bepaalde activiteiten als je aan het Leger des Heils verbonden was. Er is een lange periode van strakke regels geweest. Dit was nog afkomstig van de begin jaren van het Leger des Heils. Nog maar ongeveer 50 jaar geleden bestond het in het Leger echt niet dat je op de fiets op zondag naar de dienst kwam. Lopen was wat men veelal deed. Een auto was in die jaren zeldzaam en de meeste mensen van de Korpsbevolking woonden in Middelburg. ‘s Middags voor je plezier fietsen op de dag des Heren, dat mocht niet. Geen fiets! Andere ontspanningen mochten ook niet.
Naar de voetbal, dat toen altijd op zondag was, moest je helemaal niet proberen. Ik ken verschillende mensen die dat toch deden en dan geschorst werden. Dat betekende, dat je wel in de dienst mocht komen. Maar als je heilssoldaat was en uniform droeg, kon je dit een half jaar uittrekken.
Roken en alcohol waren en is nog steeds verboden, want als heilssoldaat beloof je dat te laten. Ook een café bezoek wordt nog steeds niet op prijs gesteld. Er staat in de Bijbel niet dat je geen alcohol mag drinken, maar dat is een regel die door het Leger des Heils zelf is vastgesteld. Dit verwijst nog steeds naar de armoede die men vroeger had. Maar ook in deze moderne tijd is het nog actueel.
Ook het kopen van een ijsje op zondag mocht niet. Zondags was een rustdag, ook voor de winkeliers. Aan deze regels zijn veel veranderingen aangebracht. De tijd gaat door en alles is nu veel moderner en men denkt ruimer dan vroeger op deze punten.
Toch zou het niet slecht zijn als men de rest ook nog eens zou bekijken. Tijden veranderen immers snel en wil je groot blijven, dan moet je met de tijd meegaan.
24. Door de jaren heen
Dit stuk van het Leger gaat over mijn persoonlijke beleving binnen het Leger. Als kind was ik al verbonden met deze organisatie in een tijd, waarin de kerk nog een grote invloed had op de samenleving. Het ging eigenlijk van familie op familie. Dikwijls waren families aangesloten bij dezelfde kerk of organisatie. Dit was ook het geval bij onze familie. Iedereen ging naar het Leger en in een stad, zoals Middelburg toen was, wist iedereen dat mijn vrienden van verschillende kerken waren. Maar dat was geen hinderpaal om goed met elkaar om te gaan. Als men zou vragen: “Was je altijd gelukkig met het feit dat jullie bij het Leger hoorden?” Moet ik zeggen: “Nee, natuurlijk niet!” Maar wat aantrok was de eenheid die er was. Bijna al de mensen die het Leger bezochten waren éénvoudige mensen. Geen hoog dravende personen of doktoren, maar de gewone man. Dit is en wordt, als men mijn beide boekjes gelezen heeft, dan ook wel duidelijk. Toch kan ik terugkijken op een mooie en gezellige tijd. De voorgangers waren toen van de ‘oude stempel’ en bekommerden zich nog om hun schaapjes. Dat is in veel gevallen nu wel anders. Wat mij aantrok was het plezier. Men had toen meer aandacht voor de mensen en de jeugd stond hoog in het vaandel. Deze opstelling heeft men in de jaren ’60 totaal laten varen. In die jaren werd de jeugd mondiger, dus voor de ouderen werd het moeilijk werken. Veel ouderen stopten met het werken onder de jeugd.
Toen Middelburg in de jaren zestig een officier kreeg die alleen maar partij trok voor één bepaalde groep begon de grote uittocht. Zowel van jong en oud, zij verdwenen allemaal. De kerken in die tijd wilden deze mensen graag hebben. De jongelui waren in het Leger vrijheid gewoon en men sprak net zo gemakkelijk voor een volle zaal of kerk en dat was mooi mee genomen. Vanaf die tijd werd het moeilijk, want er was veel verloop. Toen dat tijdperk over was kwamen deze mensen ook niet meer terug. Een tijd van nieuwe opbouw begon, maar dat ging maar langzaam. Veel ouderen kregen verschillende functies en jonge mensen bleven buiten spel en dat had net andersom moeten zijn. Er was nog wel van alles te doen en het was best wel weer gezellig, maar de verjonging was eruit. Ook wij hebben dit zo ervaren. Als je altijd moet strijden om er iets van te maken, dan wordt je moe. Al is het dan misschien niet goed, op den duur vecht je niet meer.
Het wisselen van officieren kan nuttig zijn. Maar vaak pakte het negatief uit en dan komt de klad erin. Men blijft meestal weg, of komt maar zelden meer en dat is heel jammer. Want ondanks moeilijke tijden blijf je toch de mooie herinneringen bewaren. Want het was zeker de moeite waard. Maar de middenmoot waren we kwijt en dat was toch het begin van verval. De mensen waren oud konden niet meer komen omdat ze ziek waren. Veel werk hebben wij als heilssoldaten toch nog verzet. Maar toen het zover was dat twee korpsen samen moesten gaan omdat het financieel niet meer haalbaar bleek, zijn er slachtoffers gevallenen, dat is jammer. Verhalen bleven de ronde doen en omdat men leugens niet wilde oplossen verloor men een groot aantal mensen. Hoe dit alles afloopt is nu op dit moment niet bekend, maar we blijven hopen op een toekomst. Want in het verleden is ook wat krom was altijd weer recht getrokken. Waarheid hijst de vlag en daar wachten we maar op.
25. Kapiteins van Greven
De jaren rond 1950 waren voor Korps Middelburg spannende jaren, maar ook voor de andere Zeeuwse korpsen. De Kapiteins van Greven stonden als officieren in korps Middelburg. Deze mensen hadden een zware en drukke taak die zij nauwgezet uitvoerden. Beneden in de kelder hadden zij twee mensen ondergebracht die daar ook tijdelijk woonden. Er stond één bed en één tafel met stoelen. Het waren vreemde mensen. De officieren zorgde zelfs voor eten, dat was vreemd, want zelf kwamen deze mensen nooit op straat. Later zou blijken waarom niet. Op een dag zo rond de kerstdagen liep de kelder vol water. Zelfs toen bleven ze daar nog zitten. De Kapitein vond dat ze toen maar eens iets moesten doen voor de kost. Elke vrijdag werd de zaal schoon gemaakt door zuster Bezem. “Kom” zei de Kapitein. “Ga maar eens boven helpen met schoonmaken, dan ben je nog eens in beweging.”
Maar dat viel niet in goede aarde bij die meneer. De kapitein zei: “Of je helpt of je verdwijnt hier!” Dit was logisch, want de kapiteins waren zelf twee harde werkers die zelf overal tegelijk wilden zijn. Zij stonden altijd voor iedereen klaar.
Op een dag waren de kelderbewoners ineens verdwenen zonder ook maar een berichtje achter te laten. Later bleek dat de politie graag eens met die mensen had willen praten. Hoe het verder met hen ging hebben we nooit geweten.
Het was een tijd van armoede voor iedereen. Ook voor wie officier was in een korps. In de top van het Leger kon je goed werken. Je boterham was dan wel belegd. Maar als korpsofficier had je het slecht. Het was een arm bestaan. Er was brood met jam en stroop. Over vlees zullen we maar niet praten. Maar nooit hebben de kapiteins geklaagd, want je wist dit van te voren als je officier werd. Het motto toen was nog: ‘Redden en dienen’. Je koos er zelf voor. Dienen en redden hebben deze mensen genoeg gedaan, ondanks de ernstige ziekte van de Majoor, waar hij aan is overleden.
We spreken nu over majoor omdat de kapiteins bevorderd waren tot majoor. Het waren gouden mensen die voor Korps Middelburg van veel waarde zijn geweest. Altijd plichtsgetrouw en wakend over hun kudde die aan hen zorg was toevertrouwd. De mensen die hen hebben gekend spreken nog met veel respect over hen en het is nu toch al ongeveer 53 jaar geleden dat ze samen met hun, toen nog jonge gezin in korps Middelburg streden.
26. Gospelgroep Foundation
Ongeveer in 1982 begon in het Leger des Heils Sylvia Floresse een zanggroep. Er was veel vraag naar deze groepen in die tijd. Het was een zanggroep met eigen muziek en hadden ongeveer 10 zangers, waar van 7 dames. Het was een hele klus. Men repeteerde iedere week op dinsdagavond en zo ging men één jaar door. Maar het schoot niet hard op. Dan waren er weer veel op de repetities dan maar weer een paar mensen. Sommige haakten na verloop van tijd af. Een reden om eens goed te gaan bedenken wat ze nu wilden. Na veel wikken en wegen bleef er van de groep nog enkele standvastige leden over. Sylvia, Anton en Heiko bleven doorgaan met zingen.
Dat kon ook want Sylvia en Heiko samen waren twee goede stemmen. Vele jaren bleven ze oefenen. Keihard doorgaan en af en toe mochten zij eens in de zaal zingen. Maar dat was niet altijd een succes voor iedereen, want moderne muziek daar hield, de toen al aan het vergrijzende korps, niet zo van. Een volgende stap was nodig wilde men overleven. Zelfstandig worden en een naam werd gezocht. Foundation werd het en dat is het nu nog na al die jaren. De afspraken voor optredens kwamen binnen. Men trad op in kerken, verenigingsgebouwen, op straat en op de campings.
Kort gezegd, men kreeg zoveel boekingen dat men het haast niet bij kon benen. Er kwam een nieuwe zangeres bij; Henny. Dat was natuurlijk fijn. De techniek werd ook steeds ingewikkelder. Maar de man van Sylvia, Anton nam dit met groot succes voor zijn rekening. Tegenwoordig is het behoorlijk ingewikkeld geworden. Ook hun zoon Marcel kwam de groep versterken en wel met belichting. Dat onderdeel neemt hij nog steeds voor zijn rekening. Alles bij elkaar heeft de groep nu 6 mensen die overal in het land en zelfs in België optreden. Ook Roemenië is aan de beurt geweest. Wat een hele belevenis was. Voor het werk in Roemenie hebben ze in heel de provincie optredens verzorgd en geld ingezameld voor de kinderen die in armoede leven in Boekarest. Het geld wat de groep zelf bij elkaar heeft gebracht werd aan de kinderen gegeven die in de riolen van de stad Boedapest verbleven. De reis hadden ze zelf met sponsering bekostigd. Ze hebben gekampeerd en ook gelogeerd bij mensen thuis in Boekarest. Ze werden heel hartelijk ontvangen. Een belevenis die ze niet gauw zullen vergeten. Zeker niet het bezoek dat Sylvia heeft gebracht aan de kinderen in de riolen zelf. We zien hier in deze groep wat je met geduld kunt opbouwen.
Het waren voor hen ook soms moeilijke tijden, maar vasthoudendheid door de jaren heen, heeft resultaat opgebracht. Veel mensen kunnen nu nog genieten van hun zang en muziek. Zelfs het leiden van de diensten is voor hen geen hinderpaal. Het is een stuk evangelie wat ze brengen aan de mensen en die hoog gewaardeerd wordt. Een jaarlijks terugkerend feest is de dienst in de kerk in Oudelande. Hier verzorgt Foundation de dienst in samenwerking met het Mannenkoor “Semper Fidelis”. Het is altijd heerlijk om daar te zijn. Zo gaan ze door. Ondanks soms moeilijke tijden, want ook voor Foundation gaat niet alles over rozen. Maar met geloof en vasthoudendheid kan men voor velen een zegen zijn.
27. Mannenkoor
In 1996 werd er getracht een mannenkoor te vormen. Dit was iets wat korps Middelburg niet had Het zou geen eenvoudige zaak worden. De officieren die toen in korps Middelburg stonden waren aan deze klus begonnen. De vrouw van deze officier zou de leiding nemen en haar man zong mee. De oprichting gebeurde op een dinsdagavond. Nu hadden we in die tijd best een paar mannen in het korps en ze deden allemaal mee. Kun je niet zingen? Oh, dat geeft niks als je maar veel geluid kon geven. Toen we begonnen hadden we 10 mannen en tevens ook een 10 stemmig koor. Daar moest natuurlijk verandering in komen. De toenmalige dirigente maakte in haar enthousiasme een denkfout. Al na twee weken oefenen liet ze het koor meewerken aan een dienst in de kerk. Nu, dat was goed mis. Men had beter éérst een half jaar kunnen oefenen. Maar omdat deze mevrouw nogal dominant was, moest het zingen in de kerk toch gebeuren. Nou, het werd een fiasco, maar dat was te begrijpen. Ze hebben het mannenkoor in die kerk ook nooit meer gevraagd op te treden. Maar de repetities was lachen geblazen.
Op een gegeven moment ging men een duo vormen. De dirigente en iemand uit het koor. Dat was ook het probleem niet, als ze het lied maar in het Nederlands deden. Maar nee, het werd Duits. De uitspraak was echt niet goed. Persoonlijk vond dat ik hen moest waarschuwen want ik dacht, straks staan mogelijk deze mensen en indirect het mannenkoor met z’n allen voor gek en één keer is genoeg. Nu had ik dit, achteraf gezien, niet moeten doen want ze waren zeer beledigd en bij die dirigente heb ik vanaf dat moment geen goed meer kunnen doen. Wel heb ik kunnen bereiken dat ze er vanaf zagen. Het koor liep daarna ook niet meer zo lekker. Er was een soort spanning die opgeroepen werd door de dirigente. Een jaar later kregen de officieren vaarwel en ze gingen naar een ander Korps in Nederland. Er kwamen geen nieuwe officieren in het Korps terug. Dus zaten wij als mannenkoor zonder dirigent. Ook verlieten er nog eens 4 mannen het koor, zodat we nog maar 6 mannen over hadden in het koor. Goede raad was duur, want ja wat nu? De 6 overgebleven mannen wilden het koor niet opgeven maar, ook onze pianist was vertrokken. Ik besloot een pauze in te lassen. “Na de zomervakantie”, zo zei ik, “Gaan we vergaderen en praten we hoe het verder moet met het koor.” Maar hoe het met het koor nu eigenlijk verder moest, dat wist ik ook niet. Maar dat had ik niet gezegd. Veertien dagen voor het einde van de zomervakantie vroegen die mannen: “Wanneer vergaderen wij? Ik stelde een datum vast maar dat was dan ook alles.
Tot op een nacht, een week voor de vergadering, ik ineens wakker werd en dacht: “Wat maak ik mij toch druk, ik heb toch een dirigente en ik heb ook muziek?” Mijn dochter heeft namelijk een gospelgroep met keyboard, als zij voor het koor wil staan zou alles opgelost zijn! Na overleg met mijn dochter besloten wij het te proberen. De mannen vonden het een goed idee. Door de muziek werd het tempo iets sneller en dat klonk best vlot. Dit was het begin van een leuk koor. Na verloop van enkele maanden kwamen er meer mannen bij en ons koor groeide langzaam. Er werd ook opgetreden in kerken en één keer in de maand in het Leger des Heils. Het was alleen jammer dat er mensen binnen het korps waren die het koor zagen als concurrent voor hen eigen zanggroep. Dit was helemaal niet aan de orde. Maar het koor werd steeds beter en dat was waarschijnlijk de oorzaak.
Op een avond kregen wij een nieuw koorlid erbij. Hij heette René en was een enthousiaste zanger die het prachtig vond om mee te zingen. Na verloop van tijd trouwde hij met een vrouw uit het Leger des Heils. Hij werd zelf ook een heilssoldaat in uniform.
We hadden een fijne tijd met hem. Op een jaarlijkse uitvoering was het thema gekozen: “Het wilde westen”. Iedereen was als cowboy verkleed en een prachtig decor stond in de zaal. Het werd een avond met muziek en zang. Ook de gospelgroep Foundation deed mee. Ongeveer 100 mensen vulden de zaal en dat is voor het Leger veel. Toen René trouwde kregen we er nog twee leden bij, die waren op de bruiloft en hoorden het koor zingen en werden spontaan lid, dat was mooi. Maar een jaar later, op een zondagmorgen werden wij gebeld met de droevige boodschap dat René plotseling aan een hartstilstand was overleden. Verbijsterd hoorden de mannen het nieuws aan. Zij moesten net die morgen zingen in de morgendienst van het toen nog Korps Vlissingen. De verslagenheid was groot en nu 3 jaar later is men nog niet altijd over dit verlies heen. Heel wat keren valt René zijn naam op de repetitie. Het gemis is groot, nooit krijgen wij een persoon als René nog terug. Altijd vrolijk en buitenom het zingen druk pratend. Nu zingt hij boven in het hemelse koor, maar wij blijven hem missen. Maar zoals het met alles in dit leven, gaat ook het koor door met zingen. Kerstfeesten worden door het koor opgeluisterd en dat gaat zo goed, dat ze ieder jaar weer worden gevraagd om op te treden, onder de bezielende leiding van dirigent Sylvia Raaijmakers. Ook werd een grote jaarlijkse uitvoering verzorgd in boerenklederdracht. Het gehele koor plus de gospelgroep deed mee. De kleding kwam tot stand door een oproep, bij een ‘Uurtje Bert’ op de radio, bij Omroep Zeeland te plaatsen. Het was een grandioos succes. Deze keer was de zaal bijna te klein 120 mensen waren aanwezig. Er was koffie met een bolus en in de pauze hapjes met fris. Het was geweldig! Eenmaal per jaar treedt het mannenkoor ook op in Oudelande samen met Foundation.
Een uniek gebeuren voor zowel de mensen in als buiten de kerk.
We hebben namelijk ook een chauffeur in het koor die altijd verkeerd rijd, hoe of hij ook gaat het is altijd met een omweg.
Maar we moeten zeggen hij is nooit te laat gekomen in de kerk. Ook heeft die man moeilijkheden met zijn leesbril. Of hij vergeet hem of er zit maar één poot meer aan, er is altijd wel iets niet in orde.
De laatste jaarlijkse uitvoering was een deftige gebeurtenis op chique, met een rokkostuum. Het geheel was een mooi schouwspel met mooie decors en ook toen was de zaal weer vol.
Nog een paar maanden en dan bestaat het koor 10 jaar. Hoe dat wordt weten we nog niet. Momenteel is het koor zelfstandig geworden en draagt de naam; ‘Semper Fidelis’ ( altijd trouw)
En dat zijn ze door dik en dun, recht voor zijn raap maar eerlijk. Mede omdat ze deze leus voeren en nu zelfstandig zijn zullen we nog veel van hen horen.
We hopen dat het koor hierdoor zal groeien en dat ze hun naam ’Semper Fidelis’ waar zullen maken. Nu zijn we met zestien mannen en één vrouw, de groei zit er dus goed in.
28. Heilssoldaten en hun beroep
Dat heilssoldaten ook een beroep hebben, dat zal niemand verwonderen. Het werk in het Leger des Heils is tenslotte vrijwilligerswerk. Dit was ook voor de hier beschreven zuster. Ze was een bekende in Middelburg vooral in de jaren zestig. Verloskundige Lenie van de Vijver. Maar vóór die tijd was zij korpskadet en heilssoldaat en dit voor een hele lange tijd. Ze was altijd samen met haar vriendin Jannie Heijnsdijk zeer actief, totdat ze aan haar studie begon. Dit eiste veel van haar tijd en kon daardoor niet meer actief deelnemen aan de ‘strijd’. Nadat zij haar diploma had gehaald begon het grote werk. Dag en nacht stond zij klaar voor de zwangere vrouwen en ook toen net als nu, komen veel kindjes meestal ’s nachts. Ja, het was dankbaar werk maar zwaar. Ze heeft dan ook veel beleefd in die tijd. Maar ze heeft veel gelachen, maar ook veel gehuild. Soms gebeurde het dat bij arme gezinnen de uitzet niet in orde was, maar daar had ze wat op gevonden. Ze stelde zelf een pakketje samen met de benodigde spullen en gaf die aan deze mensen. “Het was altijd weer spannend, zo’n bevalling” zegt ze. Je weet niet wat voor verrassingen je tegen kan komen. Zo ook die keer dat er twee in plaats van één baby kwam. Meestal wist zij dat wel van tevoren, maar in dit geval niet. De vrouw die dit overkwam was zeer verrast. “Ik moet er geen twee,” zei de vrouw. “Ik heb maar één wieg.” Dat was voor onze verloskundige geen punt.
“We hebben nog een badje,” sprak zij tot de bewuste vrouw. “We leggen er pakken verband in als matras en het is goed. Morgen zien we wel verder.” “En toch moet ik die tweede niet hebben,” sprak de vrouw. “Ik werk niet meer mee, laat maar zitten, over twee jaar wil ik er pas weer één bij.” Waarop onze zuster Lenie antwoordde: “Ja maar, ik kan dat kind toch moeilijk twee jaar laten zitten, dus kom op aan het werk.” Uiteindelijk kwam alles toch goed en was die mevrouw toch heel gelukkig met die tweeling.
Veel is er in haar loopbaan gebeurd. Soms was ze zo moe dat ze tegen haar moeder zei: ”De eerste vent die nu aan de deur komt sla ik met een stok op zijn kop.” En dat gebeurde sneller dan ze had gedacht. Er werd gebeld en ze deed zelf open, ze was net thuis van een bevalling. Nu wilde het toeval dat die man aan de deur een kennis van haar was, ze zei dan ook tegen hem: ”O, ben jij het, ik heb net tegen mijn moeder gezegd dat ik de eerstvolgende man van de deur zou jagen, want ik ben net thuis en heb nog niet geslapen.” Deze verhalen zijn waar gebeurd. Het is allemaal echt waar en het klopt ook want die vent aan de deur was ik namelijk zelf. Dus ik zei tegen haar: ” Je wordt bedankt, ik ben goed af!” Maar ja, zoals altijd kwam alles goed. Ik kon zonder builen weer op huis aan.
Over haar werk zou je een boek kunnen maken, het was zwaar maar dankbaar werk. Maar toen kwamen de ongemakken van het lichaam, reuma en nog vele andere ziektes. Ja, ze moest de tol betalen van jaren hard en ongeregeld werken. Sommige nachten sliep ze maar drie tot vier uur. Ze moest met haar werk stoppen. Het ging vanwege haar gezondheid niet meer.
Nu is zij met pensioen en geniet, als haar gezondheid dit toelaat, hier zoveel mogelijk van. Zo zien we hoe of het voor een heilssoldaat in het leven kan gaan. Soms komt ze nog wel eens in de dienst, maar dat kan alleen als zij zich goed voelt. Want ook haar ogen worden steeds minder. De tol die zij moet betalen voor het vele werk is niet mis, maar zeg ze: “Ik kan nog steeds lachen en daar ben ik dankbaar voor!”
29. Kent u ze nog?
In gesprek met broeder Bram Beije
Een uniek persoon in Korps Middelburg. Zijn leven bestond uit werken. Ook in het Leger des Heils waar hij heilssoldaat was. Een donkere periode was zijn ziekte, maar in 1946 kwam daar verbetering in. Hij kreeg op 7 juli 1950 verkering met een lieve vrouw, die later zijn vrouw zou worden. Ze kregen 6 kinderen, twee maal een tweeling en nog twee kinderen die alleen op de wereld durfden te komen.
Totaal een gezin van acht personen. Hij trommelde in het muziekkorps en zijn grootste hobby waren de strijdkreten. Zijn verkoop was heel uniek te noemen. Hij stapte op de toenmalige veerboot Vlissingen – Breskens en kwam er de hele dag niet meer af. Al varende raakte hij zijn kranten kwijt en dan fietste hij weer terug naar huis. Ook de kerstmarkt in de Grote te Kerk te Veere was zijn geliefde plek. Gewapend met kerstpot, kerstboeken trok hij ten strijde en hij kwam vaak terug met verhalen over hele goede gesprekken die hij met de mensen daar de gehele dag had gevoerd. Soms ook in de avonduren stond hij daar klaar met zijn strijdkreten. Helaas kwam door zijn ziekte hieraan een einde. Augustus 1996 overleed hij. Nu mag hij kerstfeest vieren bij zijn Heer en Heiland voor wie Bram heel veel werk heeft verzet. Hij is bij al zijn broeders en zusters die hem voor gingen. Voor hem is de strijd klaar!
Bevorderd tot Heerlijkheid na een druk leven!
In gesprek met zuster Baaij
Wie is zuster Baaij? Nu dat zal ik u vertellen.
28 jaar heeft zij gevaren met haar man als beurtschipper. Zij werd geboren in Rotterdam op 2 september 1918 en komt uit een gezin met twaalf kinderen.
Uit haar huwelijk heeft zij twee zonen en twee dochters, er zijn twaalf kleinkinderen en negen achterkleinkinderen. Haar leven heeft ze niet cadeau gekregen. Het was hard werken op dit schip. Met trots zegt ze: “Weet je hoe ons schip heette?”
‘Deo – Duvante’ ( met Gods hulp). Die hulp had je hard nodig.
Ook voor de kinderen was het niet gemakkelijk. Want vanaf hun 8ste jaar moesten zij naar het schippersinternaat in Dordrecht en dat was hard, zij moesten alleen daar naar toe reizen. Een touwtje met een kaartje met naam en adres erop en dan maar hopen dat alles goed ging. Ook met de watersnood waren zij op het schip. “Ja” zegt zuster Baaij, “dat was spannend. Via de radio aan boord hoorden wij de berichten. Wij hebben toen het schip goed vastgelegd vanwege de storm. Want varen ging niet meer.”
In 1986 overleed haar man. Daarna is zij aan de wal gaan wonen. Nu woont zij in de Gerbrandylaan te Middelburg. Toen haar man was overleden ging zij in het Leger des Heils naar de vrouwenbond Zij is inmiddels al meer dan 20 jaar lid. Ze zegt: “Met veel plezier ben ik lid!”
Ook heeft zij een kerktelefoon. Vier kerken kan ze hiermee bereiken en dat vindt ze fijn.
Zuster Baaij vertelt: “Vier keer heb ik de dood in de ogen gekeken, doordat ik bijna verdronk. Maar steeds liep het goed af.” Zuster Baaij is nu 87 jaar maar ze is nog goed ter been en helder van geest. Nog steeds is varen haar grote passie, ze glundert als ze er over verteld. Het geloof in haar Heer en Heiland draagt ze op haar manier uit en kan mede hierdoor nog genieten van haar goede gezondheid.
In gesprek met zuster N. Rison.
Zuster Rison werd geboren op 26 maart 1924 in Aagtekerke, als dochter van een slager. Een deel van haar jeugd bracht zij in dit dorp door. Later is zij in Oostkapelle gaan wonen. Ze was in die tijd gekleed in boerendracht. Maar na 23 jaar heeft ze haar boerendracht verruild voor burgerkleding. Op 21 jarige leeftijd is zij gehuwd met Karel Rison.
Dat was op 12 december 1945 en zij woonden samen toen in Domburg. Later verhuisde ze beiden naar Brabant. Haar man ging werken bij een Gravin als tuinman. Deze Gravin was miljonair.
Zelf woonde het paar in Hoogerheide en zuster Rison werkte in het huis van de Gravin.
Dat hebben ze 4 jaar gedaan. Daarna werkte haar man in een herstellingsoord voor zieke ambtenaren. Na wat omzwervingen kwamen ook zij in Middelburg terecht. Haar man kwam in aanraking met het Leger des Heils en werd heilssoldaat. Zuster Rison ging werken in de kledingshop. De kleding werd toen nog vanuit de zaal verkocht. Later betrok de kledingshop het pand nummer 14 en de winkel nummer 25 op de Hoogstraat in Middelburg. Zij heeft dit werk 30 jaar lang gedaan.
Haar man was in die tijd ernstig ziek en overleed op 21 maart 1985.
Toch ging zij dapper door. Maar nu kan ze het niet meer, ouderdom en reuma staan dit in de weg. Ze zegt: “ Ik houd moed en brei nog sjaals, truien en mutsen voor Polen. Alleen als ik veel pijn heb stop ik een tijdje, daarna ga ik vol goede moed weer verder.”
Zuster Rison is in het Leger beter bekend als ‘Tante Nel Rison’.
Ze heeft vier kinderen één kind is helaas al overleden. Één van haar kinderen woont en werkt in Duitsland.
Ze vertelt trots: ”Ik heb zeven kleinkinderen en drie achterkleinkinderen, dus ik ben een gezegend mens! Zolang ik nog kan, hoop ik voor Roemenië truitjes te blijven breien. Om op deze manier mijn steentje bij te kunnen dragen. Het zijn de kleine dingen die het doen.” Zolang haar gezondheid het toelaat gaat ze daar zeker mee door.
In gesprek met broeder en zuster Van de Lubbe.
Deze keer een gesprek met een echtpaar, zuster van de Lubbe is 83 jaar en broeder van de Lubbe is 88 jaar oud.
Een gezegende leeftijd en dan ook nog samen mogen zijn. Wat een levensvreugde stralen ze uit. Natuurlijk zijn er wel wat lichamelijke ongemakken, maar dankbaarheid voert toch de boventoon.
Het echtpaar is gezegend met vier kinderen, drie meisjes en één jongen, zes kleinkinderen en twee achterkleinkinderen. Ze kunnen niet meer naar de diensten komen op zondag. Zuster van de Lubbe heeft het in haar rug en ze heeft pijn in haar benen. Ze vertelt: “Ik kijk ’s morgens naar de diensten op de televisie. Vroeger was ik lid van de seniorenclub in Korps Vlissingen, dat was best gezellig het was niet altijd voorspoed.”
Broeder van de Lubbe is noodgedwongen opgenomen geweest in de ‘Vliedberg’ op de afdeling de Babbelaar.
Hij is daar zes maanden geweest. Ondanks alle ellende was het toch een goede tijd. “Ik deed binnenshuis veel karweitjes zover als mijn gezondheid dat toeliet.” “Wij zijn 63 jaar getrouwd”, zeggen ze beiden met veel trots. “Mijn vrouw was nog maar vijftien toen wij verkering kregen.” Broeder van de Lubbe was bij de marine en werkte de rest van zijn leven op de scheepswerf ‘De Schelde’ in een leidinggevende functie. Ze wonen prachtig op de vijfde verdieping van hun flat. Ze genieten daar elke dat van het leven en van het geloof in hun Heiland en Heer. Want dat is de zekerheid in hun leven.
In gesprek met zuster Mientje Leijnse van Korps Middelburg
Zij is geboren op24 maart 1914 te Middelburg.
Zuster Mientje Leijnse had geen gemakkelijke start in haar leven.
In 1918 kwam zij in het toenmalige Burgerweeshuis terecht samen met haar broers en zuster. Totaal met acht kinderen. De herinneringen hieraan zijn slecht. Het was natuurlijk een ouderwets regime in dat huis. “Men keek,” zo zegt zuster Leijnse, “alleen naar wat je niet goed deed, wat wel goed was had geen aandacht.”
In 1929 werd het weeshuis verkocht. Ze kwam toen in verschillende gezinnen terecht en dat liep niet altijd even goed.
Totdat zij in het huis kwam van zuster van Houten, dat was het begin van een prettig leven. Ook ging zij toen naar het Leger des Heils, want zuster van Houten was heilssoldaat. Werk had zij gevonden in het ziekenhuis “Gasthuis” aan het Noordpoortplein. Zij werkte op alle afdelingen maar uiteindelijk kwam ze in de linnenkamer terecht.
Zij ging ook intern wonen in het ziekenhuis op een zolderkamertje. “Wel klein”, zegt ze. “Maar wel voor het éérst iets van mijzelf.’
Zondags ging zij naar het Leger, tenminste als zij geen dienst had. Dit had tot gevolg dat ze op 30 maart 1937 ingezegend werd als heilssoldaat van Korps Middelburg. Ze zong mee in de zangbrigade en was een aantal jaren jongsoldaten leidster en verkocht met de jongsoldaten altijd de jonge kampvechter in die tijd.
Ze vertelt: “Ook de kerstpot en ja, alles wat er nog eens bij kwam hé, maar ik deed het graag.” Ook op de vrouwenbond kwam ze graag en ze is tot op heden nog altijd lid gebleven. Op zondag ging ze vaak de hele dag eten bij verschillende heilssoldaten, zo was ze ook even uit de ‘ziekenhuis sfeer’ en dat was heel fijn.
“Maar ja, de tijd loopt door en nu kan ik niets meer en zit ik op mijn kamer hier in het verzorgingstehuis ‘St. Willibrord’. Ze zorgen goed voor me hoor. In het begin miste ik het Leger heel veel. Maar je moet er mee leren leven dat dit hoofdstuk is afgesloten en nu kijk ik naar de diensten op de T.V.
Ondanks alles tel ik nog altijd mijn zegeningen! En bid ik elke dag voor jullie allemaal”, zegt ze met een glimlach!
In gesprek met zuster Rolfes- van de Vrede van Korps Vlissingen.
Geboren 18 september 1922 te Kruiningen.
Daar zat ze dan, met haar 81 jaar, op kamer 101 in de ‘Zoute Viever’.
Ze had zich voor dit interview goed voorbereid en ze was duidelijk klaar om haar woordje te doen en reken maar dat ze dat nog goed kan.
Lichamelijk heeft ze enkele gebreken maar nog kraakhelder van geest. Een feest om met haar te praten.
Ze vertelt: ”Ja, ik ben geboren in Kruiningen en later samen met mijn ouders verhuist naar West-Souburg. Toen ik 19 jaar oud was, kwam ik voor het éérst in contact met het Leger des Heils.
Dat was in het gebouw aan de Gravenstraat bij Majoor Hoevers.
Ik voelde mij daar gelijk thuis en bleef daar voorgoed.
De korpszaal werd gebombardeerd, totaal kapot, we hielden toen maar gewoon samenkomst in een woonhuis.
Het was daar dat ik op 19 jarige leeftijd neerknielde bij een gewone keukenstoel, toen was Kapitein Deursen officier.”
Dit was het begin van een druk leven. Zij ging, vanwege de oorlog, met haar ouders verhuizen naar Utrecht.
Daar werd ze heilssoldaat, dat was in 1944. Ze werd daar ook nog kandidaat officier en liep stage bij Luitenant Dekker in Korps Velp.
Maar haar gezondheid liet een loopbaan als officier in het Leger des Heils niet toe. Ze moest daarom stoppen met de opleiding.
Zuster Rolfes ging terug naar Zeeland. Op 30 oktober 1953 trouwde zij met Dingenis Rolfes die ook heilssoldaat was. Veel werk heeft zij verricht voor God en voor het Leger. Maar, zegt ze erbij: “Ik heb meer gewerkt voor God. Het Leger was een middel daar toe.”
Zij was lid van de zangbrigade, was leidster van de korpskadetten, jongsoldaten leidster en ze liep op zaterdagavond met de strijdkreten in de cafés samen met zuster. T. Weeland.
“Ja”, zegt ze, “Dat waren nog eens tijden.”
Maar ook droefheid was haar deel.
Haar man is overleden en ze heeft ook nog twee jaar haar zieke moeder in huis gehad.
“In die twee jaar kon ik niet naar het Leger. Ik kon mijn moeder niet alleen laten, dat waren moeilijke jaren.” vertelt ze.
Nu zit zij in het rusthuis ‘De Zoute Viever’ en is daar alom bekend.
Ze praat graag over haar God en haar Geloof. Ook is zij nog in het bezit van een heel oud klein liederenboekje. Deze kostte 15 cent!
Haar Bijbel is een boek vol teksten en papiertjes, de bijbel en deze teksten liggen bij haar waardevolle stukken.
Dan zegt ze ineens met een ondeugende lach: “Als ik het bandje krijg van de samenkomst en er wordt gezongen, dan doe ik hem stiekem wat harder en zet mijn kamerdeur open dan kan iedereen het op de gang horen.”
Zo probeert zij nog van waarde en steun te zijn voor de mensen in het rusthuis.
“Ik vond in het oude liederenboekje een versje met deze woorden:
‘Niets is onmogelijk voor Hem, die in des Heilands naam gelooft’!”
Dat is ook haar getuigenis.
Wat een vrouw, je gaat er met een rijk gevoel vandaan!
Ze bidt altijd trouw voor de korpsgemeenschap.
“Dat is nu wat ik nog kan en blijf doen”, zegt ze.
Wat geweldig om zo voor de korpsgemeenschap nog een steentje bij te kunnen dragen, door alles te brengen in het gebed. Het gebed is de adem van de ziel!
In gesprek met zuster R. Beije - Zoethout
Geboren op 13 oktober 1916 in Sneek.
Zuster Beije heeft in veel plaatsen in Nederland gewoond. Voor de eerste keer ging zij naar het Leger des Heils in korps Bussum. Zuster Beije kwam door middel van de straatzang in aanraking met het Leger des Heils en werd daarna in 13 oktober 1940 ingezegend als heilssoldaat.
Daarna verhuisde ze weer voor haar werk naar Sneek. Ook in het kindertehuis in Baarn heeft zij gewerkt. Tja waar eigenlijk niet!
Zuster Beije ging in de huishouding bij de toenmalige Kapiteins Souverein. Mede daardoor kwam zij ook in allerlei Korpsen. In 1946 ging ze met de Kapiteins mee naar Middelburg. Op de vraag: “Was dat niet moeilijk werken in een gezin van officieren?” Zegt ze: “Nee helemaal niet, maar je moet kunnen horen, zien en zwijgen. Als je dat niet kunt, ben je er niet geschikt voor.”
Na één jaar hadden de officieren alweer vaarwel, dat was voor hen niet leuk maar zeker niet voor zuster Beije. Want in dat jaar had ze haar vriend ontmoet en was zelfs verloofd. Hij was ook heilssoldaat broeder Bram Beije. Ze moest toen even kiezen vertelt ze. Bram even niet zien en met de officieren mee naar Amsterdam. Dat deed ze, maar haar verloofde trok haar meer dan Amsterdam. Dus kwam ze terug.
Op 7 juli 1950 trouwde zij en het huwelijk werd in korps Middelburg ingezegend. En weet u door wie……. Juist, door de nu inmiddels Majoors Souverein.
Zuster Beije deed veel werk in het Leger; strijdkreten, collecte, als jeugdwerker deed ze de Bijbelklas Later moest ze wat gas terug nemen. “Ja, wat wil je”, zegt ze. “We kregen zes kinderen waar onder twee tweelingen. Dat was een fijne tijd maar ook met zorgen en armoede.
Als ik de strijdkreten niet kon verkopen dan deed mijn man de strijdkreten, weet je hoe?
Hij stapte op de boot Vlissingen-Breskens en kwam er de hele dag niet meer af. Al meevarende raakte hij zijn kranten kwijt en kwam dan op de fiets naar huis.
Ook was hij altijd te vinden op de kerstmarkten in de kerk in Veere en samen met de kerstpot. Elke dag ging hij daar heen want dat was zijn manier van getuigen!”
Augustus 1996 was voor het gezin een donkere tijd. Haar man werd ziek en overleed,
Ze bleef achter met haar dochter Irene, die ook nog thuis woonde.
“Ja”, zegt ze, “Dat viel niet mee maar mijn grote steun waren mijn kinderen en kleinkinderen en niet te vergeten de vrouwenbond. Dan kun je nog eens praten hé. Ja, ik heb daar een grote steun aan gehad. Je vrouw Sjaan kwam toen ook en komt nog steeds regelmatig. Dat kan je op de duur niet meer missen. Al kan ik zelf niet meer komen en als er iets bijzonders is dan tel ik nog steeds mee. Leuk hé, dat is wat je op de been houdt.
Ik heb nu al 16 kleinkinderen, dus aanloop heb ik wel.
Ik geniet toch van alle goede dingen en ik ben dankbaar dat mijn dochter Irene nog in huis heb dus dan heb je altijd nog aanspraak. We houden de moed erin en we weten dat God zelf voor ons zal en wil zorgen.”
In gesprek met Zuster A. Snaaijer-Markus van Korps Vlissingen
Zij is geboren op 5 augustus 1923 in Breda.
Zuster Snaaijer is een goede bekende in Korps Vlissingen.
Ze woonde in Breda en dat kun je nog steeds horen als ze haar verhaal vertelt: ”Ik heb mijn man leren kennen op een gezamenlijke evangelisatiedag van het Leger des Heils in het Mastbos en dat zat meteen goed tussen ons twee. Hij wilde graag trouwen maar had op dat moment geen werk. Als je met me wilt trouwen zul je éérst werk moeten hebben anders gaat het feest niet door heb ik hem verteld.
Nou, toen vond hij werk op de ‘Schelde’ in Vlissingen en op
7 maart 1947 zijn we in Vlissingen getrouwd.
Op de eerste Paasdag 1948 werden we samen ingezegend als heilssoldaat.
Zoals alle heilssoldaten deden mijn man en ik veel werk in het Leger. Hij zat bij de muziek en ik was 16 jaar jeugdleidster.
Ik was ook lid van de vrouwenbond, zangbrigade en strijdkreet verkoop en nog veel meer.
Maar je wordt ouder en op 6 september 1997 overleed mijn man en toen is er toch veel veranderd. Mijn gezondheid is ook niet meer zo geweldig.
Ik ben geopereerd aan mijn heupen en verdere ongemakken. Tja, ik ben ook geen twintig meer.” Haar humor heeft ze niet verloren en praten, dat kan ze als de beste. Ondanks de vele jaren in Zeeland, is zij toch een Brabantse gebleven.
“Weet je wat het ook is, je zult het nooit raden, maar ik moet gaan verhuizen? Niet ver weg hoor. Kijk, wijzend op het gebouw naast haar raam, de huizen zijn ze nu aan het bouwen.
In mei 2005 is het klaar en dan zit ik toch mooier en luxer dan nu.”
Ze kijkt altijd naar de televisie op zondagmorgen en dan geniet ze ook van de dienst!
Ze mag weten een kind van de Heer te zijn en te weten dat zij in Zijn hand is.
In gesprek met zuster L. van de Vijver Korps Walcheren Locatie Middelburg.
Dit is een heel bijzonder interview omdat zuster van de Vijver in en buiten het Leger des Heils zeer bekend is. Dit komt door haar beroep, verloskundige. Tegenwoordig gaat alles iets moeilijker. Haar gezichtsvermogen laat het afweten en lezen doet zij met een loep. Ook de reuma speelt een grote rol in haar leven. Daarom moet ze vaak thuis blijven en kan ze niet naar de dienst komen.
Op driejarige leeftijd was zij al op de zondagschool van het Leger des Heils. Ook kwam zij af en toe in de samenkomst. Met haar 3 jaar wilde ze ook wel eens wat zeggen en stond ineens op in die grote mensensamenkomst en vertelde het verhaaltje van “Pietje Smeerpoets”, een kinderverhaaltje uit die tijd.
Kooistra was toen officier. Het was in de oorlog. Later toen zij ouder was heeft ze nog dikwijls aan dat voorval teruggedacht. “Later ben ik wijzer en voorzichtiger geworden.” vertelt ze. Op 13 jarige leeftijd was ze vriendin met Janny Heijnsdijk en samen hebben ze veel plezier gehad. Dat werd niet altijd in dank afgenomen.
In 1947 werd ze ingezegend als heilssoldaat en werd ze jeugd penningmeester. Ook was zij kabouterleidster bij de Padvinderij van de Gouden Cirkel Groep. In 1956 ging zij tot 1959 studeren in Rotterdam.
Toen zij klaar was met haar studie nam zij in 1959 de praktijk over van de wel bekende mevrouw Hamelink. Het was een zware tijd. De praktijk, dag en nacht werken en ook nog de zorg voor haar moeder en zusje. 10 jaar heeft ze hard moeten werken om alles op de rails te krijgen. Maar het lukte, het Leger des Heils kon in die tijd geen plaats innemen want ze was dag en nacht in de weer.
In 1986 liet haar gezondheid het niet meer toe om verder te gaan met haar praktijk.
Dat was een moeilijke tijd. In 1989 kwam zij af en toe weer in het Leger. Kapitein Bakkenes is in haar leven een grote steun geweest. Zuster van de Vijver heeft veel baby’s op de wereld geholpen, om precies te zijn 6469 doe het haar maar eens na! Ook om het voorval hier eerder in het boekje vermeld met de onverwachte geboorte van een tweeling.
“Eerst schrik je, maar later hebben er hartelijk om gelachen”, zegt ze. Ze kan op dit moment niet meer komen in de dienst maar haar geloof heeft ze zeker behouden en ze telt haar zegeningen elke dag!
In gesprek met zuster Louwerse van Korps Middelburg
Zij is geboren op 16 januari 1912 te Aagtekerke.
In 1927, op 15 jarige leeftijd verhuisde zij naar Middelburg om in betrekking te gaan.
Negen jaar later op 24 jarige leeftijd trouwde zij met Wannes Louwerse. Ze begonnen een groentewinkeltje op de Vlasmarkt en haar man leurde met melk op de hondenkar.
Ze kregen vier kinderen drie meisjes en een jongen. Ze kwam door middel van klanten in aanraking met het Leger des Heils en zij is daar altijd gebleven.
In 1942 werd zij ingezegend als heilssoldaat. Ook werd ze lid van de zangbrigade.
Maar omdat zuster Louwerse in klederdracht was, mocht zij alleen in de zaal mee zingen met de zangbrigade. Ging men naar buiten, dan mocht zij vanwege haar dracht niet mee.
Later heeft zij haar klederdracht verwisseld door burgerkleding. Sinds die tijd heeft zij ook een uniform gedragen. Toen was voor haar meezingen buiten de zaal ineens mogelijk. Ruim 62 jaar is zij nu al heilssoldaat.
Ze was zeer actief ondanks haar drukke leven thuis. Ze was naast haar lidmaatschap van de zangbrigade ook actief voor de kinderen op de woensdagmiddagclub. Ze ging ook mee met de strijdkreet verkoop.
Maar ook als medewerkster in de ‘oude kledingbeurs’ in het pakhuis op nummer 14, was zij jarenlang actief.
Dertig jaar elke donderdag van ’s morgens tot tegen de avond.
Daarnaast ging ze heel erg graag naar de vrouwenbond. Ondanks dat ze dit niet meer kan is zij toch lid gebleven. Tot op de dag van vandaag leeft zij erg mee met de vrouwenbond.
Zingen doet ze nog in het koortje van het ‘Roggeveenhuis’
U ziet een ‘oude heilssoldaat’ die op haar wijze ook nog probeert tot een zegen te zijn voor haar medebewoners. Het Korps steunt zij met haar gebed. Wat geweldig als je zulke mensen mag ontmoeten.
In gesprek met Zuster van de Broek van Korps Vlissingen
Zij is op 4 september 1921 te Vlissingen geboren.
Zuster van de Broek kwam op 14 jarige leeftijd in aanraking met het Leger des Heils door het bijwonen van een openluchtsamenkomst. Dat was bij Kapiteine Mevrouw Smit.
Ze ging naar de zondagschool en dat was het begin van haar Legertijd.
Ze bleef komen en bezoekt inmiddels al 69 jaar de samenkomsten waarvan 53 jaar als heilssoldaat. Er gebeurde ondertussen veel in haar leven.
In 1942 trouwde zij en uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren en nu heeft ze er nog vier kleinkinderen bij en vier achterkleinkinderen. Ook droefheid was haar deel.
17 jaar geleden is haar man overleden en moest zij alleen verder.
De tijd in de zaal aan de Gravenstraat vond zij de mooiste. Deze periode stond onder leiding van Kapitein van de Linde. Het was niet de gemakkelijkste tijd, maar toch zette ze door.
Ze zegt: “Ik ben een echte doorzetter en vrolijk van karakter.
Maar dat houdt niet in dat ik de kaas van mij brood laat eten hoor.” Na ons gesprek geloof ik dat best.
Het zangkoor heeft haar grote liefde. Naast het zingen en het bij elkaar zijn met koffie vooraf en de bekende dropronde kan zij dit alles zeer waarderen.
Ook de vrouwenbond en de seniorenclub zijn haar dierbaar.
Met de strijdkreten gaat het nu niet meer.
“Het liefste ging ik naar Breskens. Gezellig met z’n allen met de boot over,” vertelt ze.
De Kerstcollecte was ook altijd heel fijn Ze collecteert trouwens nog steeds in haar flat.
“Ach, zegt ze: “Iedereen kent mij hier. Dus ik hoef niet in uniform.”
Jammer vindt ze het wel dat er geen jeugd is in het Korps. Op de vraag zou het nog lukken in deze tijd jeugd binnen te krijgen zegt zuster van de Broek: “Ja hoor, alleen niet zeuren over het dragen van uniform. Maar ook vrolijke diensten brengen die hen aanspreken.”
Als ze goede dagen heeft, gaat ze nog graag in de stad ergens een kopje koffie drinken.
Wat op mij zelf veel indruk maakte was haar benadering tot de jeugd en als ze daarover vertelt glinsteren haar ogen.
Inmiddels is zuster van de Broek bevorderd tot Heerlijkheid.
30. Zeeland in de bange dagen van 1953
Tijdens de ramp van zaterdag op zondagnacht op 1 februari 1953 lag het motorschip de “Nieuwe zorg” uit Dordrecht, half geladen met aardappelen in de Piet. Een haventje aan het Veerse meer dat toen nog in open verbinding stond met de Noordzee. Op zaterdagavond, om ongeveer 21.30 uur had schipper Baaij naar de weerberichten van Bergen op Zoom geluisterd. Toen werd er al gewaarschuwd voor gevaarlijk hoog water ’s avonds. Na die waarschuwing had schipper Baaij zijn schip nog beter afgemeerd. In totaal lag het schip met zeker meer dan tien kabels vast aan elke zijde van het schip. Dit om te voorkomen dat het schip over de vloeipalen dreef met hoog water. Tijdens de storm werden de kinderen Alie en Piet die avond, met hun kleren aan in bed gelegd. Schipper Baaij zette de wekker op 00.30 uur, want omstreeks drie uur moest het hoogwater worden. Enkele dagen voor de ramp kon men aan de waterstand zien dat er slecht weer op komst was. De waterstand was toen al hoger dan normaal. Bij laagwater was de waterstand net zo hoog als het water normaal bij hoogwater was en het was springtij. De reden dat ze aan boord waren was omdat Alie ziek was. Anders waren ze dat weekend naar Opa en Oma Kamp in Middelburg gegaan. Als ze die nacht niet aan boord waren geweest had de kans bestaan dat het schip tijdens de storm los was gebroken en mogelijk door de dijk heen was gegaan. Achter die dijk stonden een aantal boerderijen de mensen van die boerderijen die net achter de dijk stonden vertelde later dat ze die nacht heerlijk hadden geslapen en niets van de storm hadden gemerkt. Door het opwaaiende zoute water was het water in de regenton die achter het stuurhuis stond, zout geworden. Op die bewuste zaterdag had schipper Baaij het dak van de stuurhut al met touwen gesjord. Die nacht ging hij via het achterraam van de stuurhut naar buiten, om de vijf á zes meerdraden die aan beide zijde van het schip vast aan de wal stonden regelmatig bij te vieren. Hij deed dit omdat de meerpalen onder water kwamen te staan. Dit was gedaan omdat ze anders bang waren dat het schip over de vloeipalen zou drijven. Door de noordwesterstorm die recht in de haven stond lag het schip in de haven met de kop op de golven richting Veersegat te deinen, maar dit kon verder geen kwaad. De golven werden door het zeewier gebroken. Eerst dacht schipper Baaij om naar Geersdijk te varen naar het Oppertje. Maar telkens raakte de wierbak van de hoofdmotor vol met wier, waardoor de motor te warm werd. Zodoende bleef hij maar met zijn schip in de Piet liggen. Kort voor het hoogwater zou zijn, zakte het water opeens. Dit was te zien aan een peilschaal die achter in de haven bij het gemaal stond. Toen bleek dat het water over de dijken de polder instroomde. Zondagmorgen had schipper Baaij nog gebeld naar zijn moeder in Dordrecht en zijn schoonouders in Middelburg. Daarna werd de telefoondienst geblokkeerd ten behoeven van de hulpdiensten waarna hij niet meer naar zijn familie kon bellen en alle contact op dat moment men hen verloor. Zondagmorgen, vroeg Kees Zuiddijk, de zoon van de aardappel commissionair, of hij de roeiboot mocht ophalen met de vrachtauto, omdat zijn vader de heer Zuiddijk die bovenop zolder zat te redden. Het huis van zijn vader stond in Wolphaartsdijk/Oud Sabbinge en het water was gestegen tot aan de zolder. Voordat schipper Baaij met de roeiboot met hun meeging en omdat hij zijn vrouw en 2 kinderen aan boord achter liet en hij bang was dat zijn schip met hoogwater over de vloeipalen zou drijven werden er eerst nog draden en 2 ankers met de roeiboot weggebracht en aan weerszijde van de haven vastgezet. Daarna ging hij zelf met de roeiboot mee om mensen en vee te redden. Ze hebben met de roeiboot nog een kalf meegesleept maar dat moesten ze onderweg los gooien omdat ze het kalf niet meekregen. Omdat die boeren niet konden roeien besloot schipper Baaij eerst in de wind voorbij het huis te roeien om vervolgens voor de stroom er naar toe te gaan.
Twee á drie dagen na de ramp vertrokken ze met de “Nieuwe Zorg” zonder dat ze nog aardappelen hadden bijgeladen naar Amsterdam. Kees Zuiddijk was van de Piet meegevaren naar Wolphaartsdijk. Tijdens de reis kwamen ze onderweg hele zolders van huizen, schuren, vee en hooi, huisraad en veel wrakstukken tegen. Ook werd er veel dood vee aangetroffen. De slikken zijn vanwege het hoge water niet boven geweest. Het water was ’s nachts en overdag net zo hoog. Tot lang na de ramp heeft de opbouw geduurd. We hopen zo iets nooit meer mee te maken.
Ook dit is het Leger des Heils.
Verslag van de werkzaamheden tijdens de Watersnoodramp
op 1 februari 1953, uit de dagboeken van de Zeeuwse Korpsen.
Zondag 1 februari
’s Morgens om half zeven belde Kapitein F. Zuidema uit Vlissingen ons op en vertelde van de overstroming in Vlissingen. De nieuwsberichten gaven de eerste gegevens door. We hielden onderleiding van de divisieofficier, die dit weekend de speciaal was in Middelburg brigadier P. Deurlo, de heiligings samenkomst. ‘s Middags hoorden wij dat de toestand in Vlissingen was verergerd. Samen met brigadier P. Deurlo ben ik op de fiets naar Vlissingen gereden. Wij hadden werkkleding bij ons en hebben ons samen met Kapitein F. Zuidema aangeboden voor de hulpdiensten in Vlissingen. Daar er op dat moment alleen grondwerkers en vaklieden werden gevraagd, werd onze hulp niet nodig geacht en zijn wij naar Middelburg teruggekeerd. ’s Avonds hielden wij een bijzondere verlossingssamenkomst met een bidstond. Die zelfde avond boden wij aan de overheid, het gebruik van onze zaal aan voor de vluchtelingen. Het aanbod werd dankbaar aanvaard. Ook boden wij als Leger des Heils hulp, aan de dienst voor maatschappelijke zorg in Middelburg.
Maandag 2 februari
Brigadier P. Deurlo vertrok in de morgen per trein naar Goes waar hij veilig aankwam. In de loop van de morgen werd ik telefonisch geroepen bij de evacuatie autoriteiten om de zaal beschikbaar te houden voor ongeveer 10 gezinnen van Noord-Beveland, indien evacuaties van dit eiland noodzakelijk zouden blijken. Om half één kwam er een wagen van het rode kruis met een gezin uit Kortgene Het gezin ontvingen wij in de jeugdzaal. Hier waren tafels gezet en zij werden voorzien van thee. Het was een uit Indonesië afkomstig gezin. Vader, moeder en zes kinderen, die letterlijk uit hun huis waren gespoeld. Het gehele gezin had het er gelukkig levend vanaf gebracht. Al spoedig kwam de maatschappelijk werkster van de repatrieerden hen opzoeken en zij regelde plaatsing van dit gezin in hotel Du Commerce in Middelburg, waarheen zij per taxi werden overgebracht. De rest van de dag hebben wij wel steeds op eventuele vluchtelingen tevergeefs zitten wachten. ’s Avonds ben ik verscheidene makkers langs gefietst om hen uit te nodigende volgende dag mee te helpen aan de kledingactie voor de getroffen gebieden. Deze actie werd door de gemeente Middelburg georganiseerd.
Dinsdag 3 februari
’s Morgens om 9 uur waren wij met een ploeg van 14 makkers bij het stadhuis. We kregen een wijk toegewezen om kleding op te halen en om te collecteren. Dit werk was in een uur klaar. Er was een overvloed van hulp en onze verdere diensten die wij aanboden waren niet meer nodig.
Om ongeveer 13.00 uur werd in een auto een evacué gebracht die langs de weg was opgepikt. Het was een vrouw. Deze vrouw die oorspronkelijk uit Oud Vossemeer afkomstig was, doch bij het uitbreken van de ramp in Nieuwland was, wilde naar huis terug. Wij hebben haar opgenomen en hoopte de volgende morgen gelegenheid voor haar te vinden om naar Bergen op Zoom terug te reizen.
Van de politie werd mij opgedragen om een geëvacueerd gezin uit Kortgene, dat in Middelburg verblijf hield, mededelingen te doen van de begrafenis van hun kindje van 5 maanden. De ouders waren gered. Doch hun kindje was in de golven omgekomen. Ik heb het gezin bezocht en het droeve relaas aangehoord, hoe de moeder uit lijfsbehoud, om zelf niet te verdrinken in de uiterste nood haar kind aan de golven moest prijs geven. Samen hebben wij gebeden en het was heerlijk te weten dat ook deze mensen hun vertrouwen op Jezus stelden.’s Avonds hebben wij voor logies gezorgd voor de dame uit Oud Vossemeer. Zij kan morgenochtend vroeg via Vlissingen, Breskens en Antwerpen naar Bergen op Zoom.
Woensdag 4 februari.
’s Morgens om half tien werd ik opgebeld door de commandant van de rijkspolitie in Middelburg of ik voor 27 agenten ruimte had om enkele nachten de nacht door te brengen. Eten zouden zij in de kazerne van de C.O.A.K. doen. Binnen een kwartier waren er dekens, brancards en kussens in de zaal aanwezig en hadden wij de beschikbare ruimte klaar gemaakt. Kort daarop kwam het tegenbericht dat een nieuwe dijkdoorbraak werd gevreesd en dat de manschappen zonder te rusten direct na het eten weer aan het werk moesten. In de loop van de morgen belde kolonel F. Palstra op, dat er vier mobiele kantines beschikbaar waren voor Zeeland. Ik heb mij in verbinding gesteld met de Provinciale Waterstaat in Middelburg die de volgende gebieden op gaf als urgent voor dit soort kantines:
2 naar Bruinisse via St. Annaland
1 naar Tholen
1 naar Ellewoutsdijk via Terneuzen en Hoedekenskerke.
Ik heb deze gegevens toen aan het Hoofdkwartier doorgegeven. Na de mededeling via de radio dat dekens werden gevraagd, hebben wij getracht een inzameling te houden, dit werd ons echter in overleg met de gemeentelijke autoriteiten sterk afgeraden daar er genoeg hulp en goederen in Middelburg aanwezig waren.
Donderdag 5 februari.
In de loop van de morgen arriveerden in Middelburg twee kantinewagens met als leiders Kapitein P. Vons en Luitenant .H. van Doorn. Na overleg te hebben gepleegd met de Stichting Zeeland, die momenteel het leidinggevende werk op sociaal terrein doen in Zeeland, werd op hun aanwijzingen een wagen doorgestuurd naar Goes waar zij zich moesten melden bij het kantoor van de Nederlandse Heidemaatschappij. De andere wagen ging naar de Suzanne polder bij Arnemuiden om daar koffie te schenken voor de dijkwerkers. Omdat het echter al vrij laat was geworden en de accommodatie voor direct handelen ongeschikt was, was het niet mogelijk direct te beginnen. Er werd besloten naar Middelburg terug te keren en het bivak op te slaan in de jeugdzaal. Van daaruit werd de klaar gemaakte koffie met de auto naar het werk gebracht. Voor alle leden van de kantineploeg werd nachtlogies door ons verzorgd. Om ongeveer 18.00 uur belde Kolonel W.F. Palstra op dat Kapitein Knippenberg naar Middelburg onderweg was om de centrale organisatie van de kantinewagens van Walcheren en Zuid-Beveland te regelen. ’s Nachts om kwart voor één arriveerde Kapitein Knippenberg samen met broeder Harmenson.
Vrijdag 6 februari.
’s Morgens zijn kapitein Knippenberg en ik naar de Stichting Zeeland gegaan om te praten over de verdeling van de vier kantinewagens over Walcheren en Zuid-Beveland. Er werd besloten dat er één zou blijven in de Suzanne polder bij de Sloedam. Eén zou er gaan in de richting van Ellewoutsdijk en twee naar Krabbendijke. De Stichting Zeeland zou via het Rode Kruis voor de bevoorrading zorg dragen. Daarna zijn wij met de auto naar Goes gereden en vervolgens naar Hoedekenskerke. Daar troffen wij de wagen aan van Luitenant v. Doorn die juist met de eerste uitdeling van koffie was begonnen. Zijn bevoorrading werd verzorgd door de gemeente Hoedekenskerke. Hij stond met zijn wagen op de dijk tussen Hoedekenskerke en Baarland. Daarna bezochten wij het punt waar kapitein H. Bergsma zich had gevestigd. Met zijn wagen stond hij namelijk aan de binnendijk van Baarland. Hij werd ook door het Rode Kruis bevoorraad. Op de terugweg naar Goes ontmoette wij de wagen van Kapitein H. Hofman die van Terneuzen op weg was naar Krabbendijke. Met alle officieren werd afgesproken om korps Middelburg als centraal punt te houden van waaruit alle wagens konden worden gecoördineerd en naar die plaatsen werden gestuurd waar zij het meest nodig zouden zijn. Ook alle bevoorrading en vragen zouden via korps Middelburg moeten geschieden. Na onze terugkeer in Middelburg bleek dat het bivakkeren in de jeugdzaal van één der kantinegroepen toch te bezwaarlijk was in verband met de niet gunstige verbinding met het werk.
Wij namen contact op met het gemeentebestuur van Lewedorp dat ons hielp aan een lokaliteit en onderdak voor onze mensen. Lewedorp is een gemeente die het dichtst bij het werkterrein is gelegen. Direct werden alle zaken overgebracht en dat functioneerde goed.
De kantineploeg zit momenteel in een der zalen van een hotelletje met gebruik van de keuken waar zij ook alle mogelijke hulp ondervinden van de bevolking en de eigenaar van het hotel.
De werkmensen zijn zeer ingenomen met de hun aangeboden warme dranken. Ook deze kantineploeg wordt bevoorraad door het Rode Kruis.
Ondertussen belde Kolonel Palstra op dat de vier oorspronkelijke kantinewagens naar Amsterdam moesten terugkeren en dat wij hier ter plaatse voor vervangingswagens moeten zorgen. Hier ben ik een groot gedeelte van de avond mee bezig geweest om via de Rijks Verkeersinspectie deze wagens hier te krijgen. Het resultaat was dat ik een auto kon krijgen voor zaterdag en zondag. De spontaniteit om wagens af te staan ging er een beetje af en het was een hele toer om ook maar één wagen te krijgen. Kapitein Hofman belde dat hij in Krabbendijke grote behoefte had aan nog een extra wagen.
De wagen van Kapitein Vons gaat morgenochtend naar Amsterdam terug, doch hij hoeft geen nieuwe wagen te hebben daar hij de medewerking heeft van wagens van de bewoners van Lewedorp.
De wagen van Kapitein Bergsma gaat ook morgen terug maar hij krijgt de wagen van Luitenant van Doorn,
Luitenant van Doorn is met zijn kantine naar Baarland overgevaren en heeft zijn bivak opgeslagen in een schuur. Van hier uit bedient hij de dijkwerkers. De chauffeur van de wagen van Luitenant van Doorn kreeg vanuit Amsterdam het bericht dat hij nog niet naar Amsterdam terug hoefde te keren maar net zolang mocht blijven zolang er voor de kantinewagens werk was. Laat in de avond belde Majoor H. Wels op. Hij deelde ons mee dat hij in Vlissingen was met een auto vol kleren. Daarna kwam hij naar Middelburg waar hij wilde overnachten. Om elf uur ’s avonds arriveerde hij met zijn wagen in Middelburg daarna losten wij de vracht. De vracht bestond uit een grote hoeveelheid kleding, afkomstig van het Leger des Heils in Parijs. De Majoor en zijn chauffeur bleven die nacht op het kwartier slapen.
Zaterdag 7 februari.
Om kwart over zeven vertrok Majoor Wels met zijn wagen naar Amsterdam. Om negen uur belde ik de Chef Secretaris over de wagens die wij hier niet konden krijgen. Ook belde ik om kartonnen bekers, die hier evenmin te verkrijgen zijn. In Lewedorp marcheert de zaak uitstekend en wordt er ook soep gekookt voor de arbeiders. Broeder Verkaaik de secretares van de reclassering van het Leger des Heils in Middelburg, is ter assistentie bij de groep gevoegd. Voor twee dagen kon ik een auto naar de ploeg van Kapitein Hofman sturen. Maandag zal deze ploeg twee wagens vanuit Amsterdam kunnen krijgen. Kapitein Bergsma belde op dat de aanwezigheid van zijn ploeg vandaag voor het laatst nodig was. Na contact te hebben opgenomen met Kapitein Hofman kon ik Kapitein Bergsma meedelen dat Kapitein Hofman zijn ploeg uitstekend zou kunnen gebruiken. Kapitein Hofman deelde mij nog mee dat hij behoefte had aan een zuster officier die wasbehandeling kende in verband met het verzorgen en wassen van kleding van de mannen van Krabbendijke. Dit omdat alle vrouwen daar waren geëvacueerd. Ik heb hier over met de chef secretaris gebeld die al het mogelijke zou doen om dit verzoek in te willigen. Kartonnen bekers waren ook in Amsterdam niet beschikbaar maar hij zou voor kopjes zorgen voor de kantinewagens. De Provinciale Waterstaat belde op of er iets voor Krabbendijke kon worden gedaan en gelukkig konden wij vertellen dat wij daar al enkele dagen aan het werk waren. Om ongeveer zeven uur in de avond arriveerde Commandant Thykjaer met Brigadier Deurlo die bij ons de broodmaaltijd gebruikte en bleef overnachten.
Zondag 8 februari.
Al vroeg belde Kapitein Bergsma op dat hij met zijn wagen niet voor 13.00 uur over de dijk van Yerseke naar Krabbendijke kon wegens het water. De Commandants vertrokken om ongeveer 9.00 uur voor hun tocht langs verschillende kantinewagens. Wij hielden een gedenkdienst voor de slachtoffers. De speciale collecte voor deze ramp bracht in de heiligingsamenkomst een bedrag van 123 gulden en 18 cent op. De burgemeester van Ellewoutsdijk belde op. Hij zat dringend verlegen om een kantinewagen, met kook accommodatie voor enkele honderden arbeiders.
Om ongeveer 16.00 uur belde Kolonel Palstra uit Rotterdam voor de volgende zaken:
Aflossing Kapitein Hofman.
Een keukenwagen voor Ellewoutsdijk.
Zo spoedig mogelijk twee vrachtauto’s voor Kapitein Hofman.
Ruim een uur later kwam er een antwoord van de Kolonel.
Er komt maandag een keukenwagen van de Michelin fabrieken, uitgerust door de landkolonie onder leiding van Majoor S.R. Bels. Geassisteerd door een sergeant uit de kweekschool en Kadet F. Haring.
Ik heb de burgemeester van Ellewoutsdijk hierover ingelicht. Hij was zeer dankbaar voor deze hulp.
Hij zal voor de bevoorrading zorg dragen evenals voor het logies van de mensen. Kapitein Hofman zal worden afgelost door Kapiteine Heijgen verder komen Kapitein van Stokkem en Kadet Hartenberg zijn staf versterken. De eerste vervangingsauto gaat morgen direct weg. De tweede in de loop van de dag onder begeleiding van een officier die echter direct naar Amsterdam terug moet.
Brigadier Deurlo belde vanuit Goes dat de Commandants niet naar Middelburg zouden terugkeren daar zij in Goes zouden overnachten omdat zij morgenochtend vroeg naar Zierikzee moeten.
Kapitein Vons belde voor kleren voor evacués uit Heinkenszand. We zullen hiervoor morgen zorg dragen. Over de aflossing heb ik mij nog even met Kapitein Hofman in verbinding gesteld. Deze zaak is nu in orde. Wij hadden een goede verlossingssamenkomst waarin een man bij vernieuwing de Heer zocht. Een bijzondere collecte voor de rampgebieden bracht nog 32 gulden en 70 cent op zodat het totaal bedrag 155 gulden en 58 cent is geworden. Een resultaat waar voor wij dankbaar zijn.
Maandag 9 februari.
Ook deze dag hebben wij verschillende keren per telefoon verbinding gelegd tussen de verschillende autoriteiten. De burgemeester van Ellewoutsdijk had dringend behoefte aan driehonderd borden, lepels, vorken en kopjes voor de arbeiders in zijn gemeente. “Ik kan niets beginnen met uw keukenwagen als ik deze dingen niet heb.”vertelde hij. Enkele uren later kon ik hem mededelen dat ik er in geslaagd was de gevraagde artikelen te bemachtigen. Ik laat de keukenwagen, wanneer deze in Middelburg aankomt, deze artikelen meenemen. Uit Heinkenszand kwam een bericht over dringende behoefde aan kleding. Uit de door Parijs naar korps Middelburg gezonden partij kleding kon ik het volgende leveren dat door een auto werd opgehaald: ongeveer 10 mantels, ongeveer 9 herenkostuums, een doos badhanddoeken, een kist dames ondergoed en nog een kleine partij heren ondergoed. De district commissaris van het Rode Kruis in Middelburg belde ons op en deelde ons mede dat de twee officieren in Zierikzee aan het einde van hun krachten waren. Hij vroeg of er een mogelijkheid was hen af te lossen. Daar de Commandant en de Divisie officier vandaag juist in Zierikzee zijn, heb ik deze zaak nog niet verder behandeld. Namens het Leger des Heils en Frankrijk werd aan ons korps vanmiddag een bedrag van 500 gulden gebracht door een notaris uit Goes voor de hulpverlening aan slachtoffers van de watersnoodramp. Nogmaals belde de burgemeester van Ellewoutsdijk op voor de keukenwagen maar tot op heden is hij nog niet aangekomen. Om 21.30 uur arriveerde de Commandantes in Middelburg na twee zware dagen in het noodgebied te hebben doorgebracht.
Dinsdag 10 februari.
Al vroeg vertrokken de commandantes naar Amsterdam. Ik belde Kolonel Palstra op omdat wij nog niets van de keukenwagens hadden gehoord. De Kolonel vertelde dat zij waren vertrokken. Later hoorden wij dat de wagen van Kapiteine van Heijgen via Bergen op Zoom met het veer naar Krabbendijke was gegaan. Omstreeks het middaguur verscheen de wagen voor Ellewoutsdijk. Nadat de bemanning de inwendige mens had versterkt en wij voor de chauffeur bij het Rode Kruis om benzine hadden gevraagd, kon de reis weer worden voortgezet. Later belde de burgemeester van Ellewoutsdijk op dat het team met een duck was overgezet, met de hele uitrusting, daar zij met de wagen niet over de dijk konden. Ook kwam in de middag kapitein Kruisinga met een lege wagen, een afloswagen voor de post Krabbendijke. Na gegeten te hebben zijn wij spoedig weer vertrokken. Twee arbeiders die door de regenval geen droog stuk kleren meer aan hun lijf hadden kon ik helpen aan wat droge kleren. Zeven anderen, die om warm drinken kwamen, kregen een kom soep. Voor Luitenant van Doorn en zijn ploeg zal morgen een aflossing worden aangevraagd, alle leden van het team willen graag naar huis. Voornamelijk ook omdat zij te weinig kleren hebben meegenomen. Kapitein Vons en zijn team maakt het uitstekend. De kapitein kan nog wel een week blijven en zou graag volgende week worden afgelost. Verder ben ik de gehele dag door bezig geweest met het uitzoeken en sorteren van de kleding die uit Frankrijk was gezonden. Jammer genoeg zal ongeveer zeventig procent onbruikbaar zijn voor de noodgebieden met als oorzaak; te versleten, zomergoed, hoofdzakelijk damesblouse en zomerjurken. Dit is heel jammer. Alle teams hebben voorlopig werk te doen.
Woensdag 11 februari.
Om 9.00 uur belde ik kolonel Palstra betreffende de aflossing van het team van luitenant van Doorn. Hiervoor zou worden gezorgd. De kolonel gaf mij door dat de keukenwagen van Kapitein Sneep beschikbaar was en vroeg mij of er werk voor was in Zeeland. Ik heb mij in verbinding gesteld met de Stichting Zeeland die voor mij diverse plaatsen hebben gebeld om werk te vinden voor deze wagen. Zij slaagde daarin in Kortgene en Noord-Beveland. Hier moet worden gekookt voor 250 mensen. Toen ik hierover met kolonel Palstra belde, deelde deze mij mee dat hij bericht had ontvangen dat deze keukenwagen ondertussen was vertrokken naar Tholen. De verdere regeling zou ik dan op mij nemen om deze wagen naar Kortgene te dirigeren. Dit moet uiterlijk zaterdagmorgen om 9.00 uur gebeuren. Kapiteine van Heijgen kwam bij mij voor spelmateriaal voor de arbeiders in Krabbendijke. Ik heb haar drie sjoelbakken en een voetbalspel kunnen meegeven. Verder werden zij door onze bemiddeling voorzien van driestel kaplaarzen voor de zusters van het team. Het was jammer dat ik aan de Stichting Zeeland het teleurstellende bericht moest doorsturen dat de wagen niet kwam. De toestand op Noord-Beveland schijnt heel moeilijk te zijn. Nog steeds word ik opgebeld of de wagen niet als nog kan komen. De gehele dag probeer ik via het gemeentehuis van Tholen contact te leggen met Kapitein Sneep maar tot op dit ogenblik
( kwart voor tien in de avond ) tevergeefs. Kolonel Palstra belde mij in de loop van de dag op of ik zorg wilde dragen voor een fotoreportage van het werk. Dit heb ik voor morgen in orde kunnen maken. Een persfotograaf gaat met een auto langs de verschillende posten. Broeder Verkaaik gaat als vertegenwoordiger van het Leger des Heils mee. Zelf kan ik niet mee omdat de kolonel mij gevraagd heeft naar Zierikzee te gaan om aldaar contact te leggen en de mogelijkheden van hulpverlening door het Leger des Heils te bespreken in het gebied van Schouwen en Duiveland.
Nog laat in de avond kon ik contact opnemen met Kapitein Sneep in Tholen deze heeft zich vervolgens in verbinding gesteld met de chef secretaris om te horen waar de keukenwagen van zijn team naar toe moest. Er werd besloten de keukenwagen van Kapiteine Bosshardt naar Korgene te zenden hetgeen aan de Stichting Zeeland werd doorgeven.
Donderdag 12 februari.
Al vroeg ging ik op weg naar Zierikzee. De fotograaf vertrok met een auto in gezelschap van broeder Verkaaik naar de verschillende posten om foto’s te maken. In Zierikzee heb ik samen met Luitenant J. Gelderman contact opgenomen met de gemeentesecretaris over een eventuele kantine of keukenwagens. Het resultaat van deze bespreking is in het kort als volgt: door de onoverzichtelijke toestand en het gebrek aan ruimte kunnen momenteel geen arbeiders naar Zierikzee overgebracht in grootverband. Hierdoor zijn de kantinewagens niet direct nodig. Een keukenwagen zou over enkele weken goede diensten kunnen doen en zelfs zeer graag door het gemeentebestuur worden geaccepteerd. Doch voorlopig is er geen behoefte aan. Om 16.00 uur was ik weer in Middelburg terug. Van Kolonel Palstra vernam ik dat alle kadetten worden afgelost. Kapitein Souverein is met zijn team laat in de avond in Goes aangekomen om Luitenant van Doorn af te lossen. Ook kreeg ik bericht dat een bus uit Zweden met hulpgoederen onderweg was naar Middelburg. Deze bus kwam ongeveer om 20.00 uur ’s avonds in Middelburg aan en direct begonnen wij met het uitladen van de goederen die wij in de zaal opsloegen. Wij hebben een heerlijk uur gehad met onze Zweedse collega’s. Samen met de 11 Zweden hebben wij thee gedronken, samen gezongen met begeleiding van een concertina.
Ook hebben wij uit de Bijbel gelezen en gebeden. Om 21.30 uur vertrokken zij weer naar Zweden nadat ze hierover contact hadden gehad met het Hoofd Kwartier in Zweden. Luitenant van Doorn kwam nog wat kleding halen voor zijn team.
Vrijdag 13 februari.
In de loop van de dag stelde ik Kapitein Zuidema ervan in kennis dat er een zending goederen uit Zweden was aangekomen. Hij heeft toen een partij goederen met de auto opgehaald voor zijn getroffen makkers. Van het hoofdkwartier kreeg ik bericht dat de keukenwagen voor Kortgene onderweg was. De Stichting Zeeland vroeg mij voor de bemanning van deze wagen, 12 mensen in totaal, onderdak te willen verzorgen. Dit is gelukt. Later bleek dat ook de aflosploeg zich voor de andere posten bij de groep had gevoegd en moesten wij ’s avonds nog voor in totaal 19 personen onderdak verlenen. Ook dit kwam voor elkaar. Kolonel Palstra belde op dat er zaterdag een aflosploeg zou komen voor de chauffeurs van de B.P.M. Maandag komt er een auto met de drie officieren voor Ellewoutsdijk en Baarland. In de middag kwamen twee zusters van het korps ons helpen met het verder sorteren van de uit Zweden afkomstige goederen.
Zaterdag 14 februari.
Op woensdag kwam er een keukenwagen vrij. Na de Stichting Zeeland te hebben gebeld werd deze wagen naar Kortgene gestuurd in Noord – Beveland. Al waar gekookt moest worden voor 250 mensen. Deze opdracht was voor Kapiteine Bosshardt. Op zaterdag 14 februari vertrok de Kapiteine Bosshardt voor dag en dauw met haar wagen naar Kortgene, waar zij naar een barre tocht aankwamen. Twaalf mensen hebben in deze keukenwagen gewerkt.
Ik ben diep onder de indruk, zegt ze, wat een verdriet en ellende. Je moet dit zien om alle verdriet te kunnen begrijpen. Ook moesten er nog drie officieren worden gebracht naar Lewedorp en Ellewoutsdijk. Dit gebeurde met een auto van het Rode kruis, waar zij in de loop van de middag aankwamen. Kadet sergeant v.d.Hoeven en Kadet Bos zijn s’middags liftend naar Amsterdam vertrokken, terwijl de Kadetten Boor en Hartenberg morgenochtend met de boot van Katseveer naar Dordrecht vertrekken. Sergeant Moraal en employee Harink zullen maandagmorgen vroeg met de boot naar Dordrecht vertrekken. Kapiteine Bosshardt is tot woensdag 18 februari in Kortgene en omstreken gebleven. Daarna werd zij afgelost. Ook in Kortgene zijn er veel mensen door de ramp om het leven gekomen, maar zegt Kapiteine Bosshardt: “Ik blijf voor u allen bidden, voor een zo’n goed mogelijke voortzetting van het leven in de toekomst.
Zondag 15 februari.
Kapitein Vons was onze speciaal voor deze dag. Wij vonden het een voorrecht om hem in ons midden te hebben en hadden een gezegende dag samen. Kapiteine van Heijgen belde op dat zij graag aflossing wilde hebben tegen dinsdag het geen ik direct doorgaf aan de Chefsecretaris. In de komende dagen is er slechts één team van vier man nodig. Luitenant Gelderman belde op dat hij de gemeentesecretaris van Zierikzee graag zou zien dat hij het Leger des Heils in Zierikzee en een ontspanningscentrum opende voor de dijkwerkers.
Maandag 16 februari.
’s Morgens heb ik mij met kolonel Palstra in verbinding gesteld omtrent het ontspanningscentrum in Zierikzee en deelde hij mij mee dat hij morgen met de chefsecretaris Zeeland hoopte te bezoeken.
Verder belde Kolonel Palstra op dat Majoor Harink dinsdag naar Zeeland zal komen om Kapitein Bergsma en Kapiteine van Heijgen te vervangen. Tevens deelde hij mee dat er een team van drie officieren naar Zierikzee zal worden gestuurd voor het openen van een ontspanningscentrum. Wij hebben contact opgenomen met Luitenant Gelderman over deze kwestie. Hij zou deze vervolgens met de gemeentesecretaris zal bespreken. Kapitein Souverein deelde mij mee dat vanaf woensdag zijn team geen werk meer heeft. Dit is ook het geval met het team van Kapitein Vons. In overleg met de veldsecretaris, Kolonel Palstra hebben wij geregeld dat beide teams woensdag met de auto van Kapiteine van Heijgen weer naar Amsterdam zullen terug keren. De inventaris van de teams zal in Korps Goes worden opgeslagen. Om ongeveer 17.30 uur arriveerde Mevrouw Buche met drie luitenants voor de aflossing. Zij zullen vannacht in Middelburg blijven en morgen naar hun bestemming reizen. Mevrouw Buche zal dan de andere luitenants met haar wagen weer mee terug naar Amsterdam brengen.
Dinsdag 17 februari.
Kapitein Vons kwam afscheid nemen voor zijn vertrek met zijn team. In de middag is hij met zijn groep van Kapitein van Heijgen naar Amsterdam vertrokken. Het spelmateriaal van Krabbendijke is in Goes opgeslagen. Wij zijn verder de hele dag bezig geweest met het sorteren van de kleding uit Zweden. Om ongeveer 18.00 uur arriveerde de Chefsecretaris met de Veldsecretaris en broeder Harmenzon. Wij hebben nog telefonisch contact gezocht met enkele posten om de mogelijkheid te bezien die avond nog een post te bezoeken. Dit kon helaas niet meer. De kolonels zijn toen doorgereisd naar Goes om daar de groep voor Zierikzee te ontmoeten. Tevens wilden zij de Luitenants uit Baarland ontmoeten. Zij hebben in Goes overnacht.
Woensdag 18 februari.
Al vroeg ging ik naar Goes om met de kolonels een tocht te maken langs de nog bestaande posten. Na wat tegenslag te hebben gehad met de pont naar Kortgene, vanwege de mist, besloten wij eerst Krabbendijke te bezoeken. Het was een moeilijke tocht door het rampgebied. Wat wij er niet af brachten zonder dat de neus van de auto door een zandauto werd beschadigd. Vervolgens bezochten wij Kortgene en Ellewoutsdijk. We waren om 17.00 uur weer in Middelburg. Na het eten bezochten de Kolonels Vlissingen en bleven daarna in Middelburg overnachten. Het resultaat van deze tocht was dat de posten Kortgene en Krabbendijke uiterlijk 1 maart terug te roepen en de post Ellewoutsdijk aan te houden zolang de behoefde er zou zijn.
Dit is tevens het einde van de verslaggeving over de bemoeienissen van korps Middelburg met de hulpverlening tijdens de watersnoodramp van 1 februari 1953.
31. Anno 2006
Wat houdt het Leger des Heils vandaag de dag in? Is er veel veranderd? Doen wij wel genoeg om mensen te werven? Ondanks dat wij nu beschikken over de techniek van de moderne middelen, zijn we toch geneigd te twijfelen. Soms denken de mensen bij het Leger des Heils, soep, kleding en opvang. Hoe weten wij of dat in Zeeland ook zo is? Nu dat hebben wij ervaren. Bij de monumentendag. Ons mooie gebouw in Middelburg, dat we helaas hebben moeten inleveren, had tijdens deze dag zijn deuren wagenwijd open. Eigenlijk moeten die deuren altijd open staan, dat vergeten wij wel eens. Als je ziet hoeveel mensen er op zo’n dag binnen komen lopen, sta je versteld. Veel gesprekken vinden plaats en de bevolking hoort en ziet dan pas dat er ook diensten worden gehouden. Ik heb nooit geweten, sprak een echtpaar, dat jullie ook diensten hielden. Een meneer sprak: “Ik zag het Leger altijd als een organisatie waar men mensen eten gaf en een slaapplaats. Ik ben een echte Zeeuw maar dit is de éérste keer dat ik hier binnen kom.”
Dan denk ik, het is onze eigen schuld we moeten nodig terug in de tijd. Want ook deze mensen en vele anderen kwamen af, op ondermeer de zang van het mannenkoor. Deze zang was te horen toen de deuren open stonden. Ook de gospelgroep Foundation zong daar. Dus weer net als vroeger toen de dronkaards op de muziek af kwamen en ze onze zaal bezochten. Veel mensen die geweest zijn die dag, weten nu dat het Leger des Heils ook andere werkzaamheden verricht en ook diensten houdt. De dienstverlening tegenwoordig is op veel fronten heel anders dan vroeger. Laten we deze les ter harte nemen, zodat we meer mensen in de diensten zullen krijgen en het Leger zijn werk zal kunnen blijven doen, tot eer van God en uitbreiding van Zijn Koninkrijk.
32. Legeruitvaart
Als er iets is dat in het Leger des Heils heel bijzonder is dan is dat wel de begrafenis. Het heeft, gek gezegd, iets vrolijks. In het Leger des Heils spreekt men ook niet over dood zijn, maar bevorderd tot heerlijkheid. De uitvaart gebeurt meestal vanuit de zaal en de kist met de overledene wordt voor een dergelijk dienst opgesteld in de zaal. Is die persoon heilssoldaat, dan komt de vlag erbij. Die staat dan vooraan bij het voeteinde van de baar en bij het hoofdeinde staat een grote kaars. Vroeger werd de vlag vastgehouden door één persoon gedurende de hele dienst. Deze persoon werd om de 15 minuten afgelost. Tegenwoordig gebruikt men een standaard. Dat komt door het gebrek aan mensen die nog in staat zijn dit werk te doen. Iedereen is inmiddels een dagje ouder geworden en het is toch behoorlijk zwaar werk zowel geestelijk als fysiek. Er wordt veel gezongen en er kunnen toespraken worden gehouden. Na afloop van de dienst gaat men naar het graf. Vroeger werd hierbij gezongen of zelfs muziek gespeeld. Ook dit vindt tegenwoordig niet meer plaats. Men loopt gewoon als bij iedere begrafenis samen met elkaar naar het graf. Daar aangekomen wordt er nog een stukje uit de Bijbel gelezen, de formule uitgesproken en de vlag gaat naar beneden als men de kist laat zakken. Daarna gaat de vlag weer direct naar boven als symbool van het verder strijden van het Leger.
Want wij zijn er van overtuigt dat wij elkaar boven weer zullen zien. Bij mensen die een dergelijke begrafenis voor het eerst meemaken laat dit een enorme indruk achter en het geeft ook een beter gevoel. Want er is een versje dat zegt: “Als wij saam daar vergaad’ren, welk een dag vol van jubel zal dat zijn, als wij Hem aanschouwen des Hemels zonneschijn.” Na al het drukke werk op deze aarde.
33. Sluiting Korps Middelburg 19 september 2004
Het heeft veel kracht en energie gekost, om het tegen te houden, maar het korps Middelburg moest toch echt haar deuren sluiten. Er zijn heel wat vergaderingen aan vooraf gegaan eer men tot dit besluit kwam. Want het Korps Middelburg opende in 1889 haar deuren. Dit was het huidige gebouw welke gekocht werd op de Hoogstraat 20 van de Doopsgezinde gemeente. Een sfeervol gebouw waarin sinds de opening veel is gebeurd. Dit hebt u in het boekje ‘Van fles tot crest” kunnen lezen. Maar datzelfde geldt ook voor Korps Vlissingen. Ook zij hebben hun eigen verleden in het gebouw, dat nu ook dicht gaat. Maar er is voor beiden Korpsen nu geen weg meer terug. In de laatste samenkomst werd de vlag van Middelburg naar buiten gedragen. De kaarslichtjes die op dat moment nog brandden op de heiligingstafel, bleven aan als symbool dat de strijd door gaat, nu samen met korps Vlissingen, onder de naam korps Walcheren. Men heeft nog geen eigen gebouw en momenteel worden de diensten gehouden in een kerk op West-Souburg. Dit zolang men geen eigen gebouw heeft. Anno 2006 houdt men dus diensten in een huurpand. Niet ideaal, maar de bestaande zalen van Middelburg en Vlissingen worden verkocht. De afsluitingssamenkomst onderleiding van Kapiteins de Vries ( oud officieren van korps Middelburg) was indrukwekkend. De zaal was afgeladen vol en het was een fijne dienst waarin alle afdelingen van het Korps hun bijdrage aanleverden. Maar nu moet men weer verder. Het Leger moet blijven vechten voor de redding van zielen. De vlag is van opschrift veranderd, maar God is dezelfde, ook in korps Walcheren. Laat eenheid en eerlijkheid de boventoon voeren en ban roddel en achterklap uit. Onthoudt u de regel: “Als de duivel aan de deur klopt laat Jezus dan open doen”!
34. Sluiting Korps Vlissingen 19 september 2004
Op zondag 19 september 2004 was het voor Vlissingen net als voor Middelburg de laatste samenkomst in hun eigen gebouw. Ook voor korps Vlissingen was er geen weg meer terug. De afscheidsdienst werd geleid door Majoor N. Bakker (oud officier van korps Vlissingen). Ook het muziekkorps was versterkt met de Brassband Crescendo uit Oostkapelle, waar men al jaren bij evenementen mee samenwerkt. Vlissingen is nu ook het Leger in de stad kwijt. Dit is voor hen eigenlijk dubbel erg, omdat korps Walcheren met een nieuw gebouw aan de rand van Middelburg staat. Maar bij deze morgen dacht men alleen maar aan een goede afsluiting van deze afgelopen periode. Zoals terecht in het voorwoord van de dienst werd gezegd: “We zetten vanmorgen géén punt maar alleen een komma.” We gaan in een ander vorm verder.
In het programma van deze dienst stonden ook wat foto’s van vroeger. De dienst werd begonnen met een loflied nummer 166 uit de bundel: ”Ieder die Jezus dient bezingt zijn dierb’re Naam.” Na de samenzang en Bijbellezing was het de beurt aan Envoy Vader om een stukje korpsgeschiedenis te laten passeren en daar kwamen ook leuke en emotionele kanten bij kijken. De groei en niet te vergeten de oorlogsjaren. Maar ook was er een moment van bedanken ingelast. Bij de Bijbeloverdenking door Majoor N. Bakker werd het licht ontstoken, met daarbij de boodschap dat iedereen het licht moest volgen. Het moment van echt afscheid nemen was aangebroken toen de vlag sergeante met de vlag de zaal verliet. De samenkomst werd afgesloten met het zingen uit de bundel Vreugde & Vrede nummer 71: “Heer, het licht van Uw liefde vult ons hart, in een wereld vol duisternis en smart.” Na de dienst was er koffie met iets lekkers. Men kon genieten van een fotocollage met oude foto’s. Ook voor Korps Vlissingen is de vlag nu van opschrift veranderd. Er staat geen Vlissingen meer op, maar net als Middelburg, draagt de vlag ‘Korps Walcheren’. Maar één ding is niet anders geworden; ook voor Vlissingen geldt: “God is dezelfde ook in korps Walcheren”. Laat eenheid en eerlijkheid de boventoon voeren. Alleen dan kan korps Walcheren groeien. Denk aan de boodschap van uw oud heilssoldaat zuster Rolfes: “Als de duivel aan de deur klopt laat Jezus dan open doen”!
35. Opening Kops Walcheren 26 september 2004
Op 26 september 2004 was het dan zover, korps Walcheren werd geboren en wel in de Concert en Gehoorzaal in Middelburg. De samenkomst stond onderleiding van Commissioner en Mevrouw van de Harst en de Divisieofficier met zijn vrouw. Het aantal bezoekers viel tegen. De zaal was eigenlijk te groot en men had meer mensen verwacht. Na de voorzang speelde het muziekkorps: “Wapperende krijgsbanier, rood, geel en blauw.” Onder het spelen werd de nieuwe korpsvlag binnen gedragen en door de korpsofficier in ontvangst genomen. Daarna zong het mannenkoor onder leiding van zuster Sylvia Raaijmakers-Floresse twee liederen.
Ook reikte men nieuwe aanstellingen uit. Dit werd gedaan door de divisieofficier. Er moet natuurlijk ook bij dit nieuwe korps, een kader worden aangesteld. Ook de burgemeester K. Schouwenaar hield een korte toespraak, waarin hij hoopte dat er gauw een nieuw gebouw zou zijn en dan wel in Middelburg. “Een Leger des Heils Korps”, zo zei hij, “Hoort in de hoofdstad.” Tot slot richtte zuster Sjaan Floresse van Dam nog een woord tot de commisioners van de Harst en reikte daarbij een plantje aan dat van de lucht leeft. Ze vertelde erbij: “Wij als Korpsbevolking kunnen niet van de lucht alleen leven wij hebben geestelijk voedsel nodig. Dat mogen wij niet vergeten”. Met een toespraak werd deze dienst afgesloten.
Dat geestelijke voedsel kwam al snel en wel op 5 maart 2005. Toen gaf het mannenkoor een uitvoering met zang, muziek en samenspraak Alle mannen werden in het licht gezet. Ruim 100 mensen waren hierbij aanwezig. We hopen dat deze groep mannen nog lang samen door hun zang het evangelie mogen brengen en dat deze eenheid in onze gemeente tot voorbeeld zal dienen, voor mensen die op zoek zijn naar een vast punt in hun geloofsleven.
Daarom zegt korps Walcheren: “En nu Halleluja de rest van mijn tijd, zij gans aan de zaak van mijn Koning gewijd”!
Zo was het vroeger en zo is het ook nu nog de leus voor de toekomst!
36. Ik daag je uit!
Op zaterdag 17 september 2005 kwam korps Walcheren bij elkaar op het landgoed van dokter Boom, het werd een waar feest met activiteiten, voor jong en oud met de titel: “Ik daag je uit”!
Men had voor deze gelegenheid een team samengesteld dat bestond uit jonge mensen, die dit weekend met elkaar verzorgden en dat is prima gelukt. Er was zang en muziek met de gospelgroep Foundation en ook de groep Second Chance was aanwezig. Voor de oudere bezoekers was er een rondleiding door het bos waar Dr.Boom veel van kon vertellen en dat was een leerzaam gebeuren. Ook aan mensen die nergens naar toe konden was gedacht, door middel van oud Hollandse spelen. Maar om 17.00 uur was er voor iedereen een verrassing in de vorm van een barbecue en een ieder heeft hier heerlijk van gegeten.
’s Avonds was er een Praise Party met Foundation en Second Chance, een fijn en indrukwekkend gebeuren. Om ongeveer 22.30 uur ging iedereen naar huis, moe maar voldaan. Maar veel rust kreeg men niet. De ander dag zondag was er in de Sporthal
“de Blikke” in Arnemuiden een welkoms dienst. Voor jong en oud met als gast Rob Favier. De bekende gastspreker/zanger begeleid door de Gospelgroep Foundation het mannenkoor en muziek en zangkoor van korps Walcheren. Algehele leiding beruste bij Sylvia Raaijmakers-Floresse, die ook samen met haar man Anton (techniek) en haar zoon Marcel ( licht ), deze dienst verzorgde Rob Favier en bracht een fijn programma met een lach en een traan. Rob Favier deed de treffende uitspraak: “Mensen jullie korpsen zijn samen gegaan onder de naam ‘Walcheren’, maar dat is niet gebeurd omdat u elkaar zo aardig vind, maar uit noodzaak om samen sterk te staan en om zo uw medemens te helpen met de hulp van God”! En toen was het even heel stil in de sportzaal. Men had de boodschap begrepen. Ook in de sporthal waren er veel nieuwe mensen en we hopen dat ze terug zullen komen. Maar heilssoldaten zullen dan voor een veilig huis moeten zorgen waar men zich thuis zal kunnen voelen. Een zware opgave voor het korps, want heel veel werk zal er nog verzet moeten worden, maar dat kan alleen als we elkaar accepteren.
37. Reli – boulevard
Ná de opening van korps Walcheren op 26 september 2004 is er nog veel gebeurd. Als alles goed gaat begint men in oktober 2007 met het slaan van de éérste paal, 3 jaar later dus. Het jaar 2006 is voor het nieuwe korps Walcheren een bewogen jaar geworden met veel vergaderingen en veel beloften die niet konden worden nagekomen. Dan was de gemeente weer dwars. Pas op 26 augustus 2006 kwam de doorbraak. De krant vermelde toen ‘Gemeente Middelburg doet water bij de wijn, akkoord aanleg Relie- boulevard’. Want zo is men dit project gaan noemen omdat de Turkse gemeenschap er een Moskee gaat bouwen. De grondprijs die éérst was vastgesteld gaat ineens omhoog, dus weer moest er onderhandeld worden met de gemeente. Maar uit eindelijk is men tot een akkoord gekomen. Maar dan komt er weer een nieuwe verrassing. Op 31 augustus 2006 kopt de courant: ‘Kerkenboulevard valt slecht, buurt wil geen gebouwen langs de Stromenweg in Middelburg, men vindt dat het landschap wordt aangetast en vreest voor geluidsoverlast’. Vooral van de moskee maar de gemeente drukte toch door en nu hoopt men oktober 2007 op de éérste paal. De bouw zal nog wel een klein jaar duren. We hopen dat alles nu volgens plan verloopt. Want in totaal is het korps zo’n 4 jaar te gast geweest in de kerk in Oost – Souburg en dat is natuurlijk geen eigen gebouw. Je mist een eigen thuis waar je met de mensen je geloof kunt uitdragen en vandaar uit naar buiten kunt trekken. Maar een Leger moet een kazerne hebben waar je plannen kunt maken om mensen te bereiken met het evangelie. Maar de korpsen Vlissingen en Middelburg hebben nu al zo lang gewacht. Maar nu lijkt een nieuw begin niet meer veraf en dat is wat korps Walcheren verdient.